Bij 25 ° C is de pH van zuiver water heel dicht bij 7. Zuren hebben een pH lager dan 7, terwijl basen een pH hoger dan 7 hebben. Omdat het een pH van 7 heeft, wordt water als neutraal beschouwd. Het is noch een zuur noch een base maar is het referentiepunt voor zuren en basen.
De chemische formule voor water wordt meestal geschreven als H2O, maar een andere manier om de formule te overwegen is HOH, waarbij een positief geladen waterstofion (H+) is gebonden aan een negatief geladen hydroxide-ion (OH -). Dit betekent dat water eigenschappen heeft van zowel een zuur als een base, waarbij de eigenschappen elkaar in wezen opheffen.
H+ + (OH)- = HOH = H2O = water
Hoewel de pH van zuiver water 7 is, vertoont drinkwater en natuurlijk water een pH-bereik omdat het opgeloste mineralen en gassen bevat. Oppervlaktewateren variëren meestal van pH 6,5 tot 8,5, terwijl grondwater varieert van pH 6 tot 8,5.
Water met een pH lager dan 6,5 wordt als zuur beschouwd. Dit water is typisch corrosief en zacht. Het kan metaalionen bevatten, zoals koper, ijzer, lood, mangaan en zink. De metaalionen kunnen giftig zijn, kunnen een metaalachtige smaak produceren en kunnen armaturen en stoffen bevuilen. De lage pH kan metalen buizen en armaturen beschadigen.
Water met een pH hoger dan 8,5 wordt beschouwd als basisch of alkalisch. Dit water is vaak hard water, dat ionen bevat die kalkafzettingen in pijpen kunnen vormen en een alkalische smaak kunnen bijdragen.