De Cannon-Bard-emotietheorie werd in de jaren 1920 ontwikkeld door Walter Cannon en Philip Bard als reactie op de James-Lange-emotietheorie. Volgens Cannon is een hersenregio bekend als de thalamus verantwoordelijk voor het reageren op mogelijk emotionele gebeurtenissen.
In de vroege jaren 1900 was een invloedrijke maar controversiële theorie van emoties de James-Lange-theorie, die werd voorgesteld door William James en Carl Lange. Volgens deze theorie bestaan onze emoties uit fysieke veranderingen in het lichaam. (Denk bijvoorbeeld aan de gevoelens die je kunt krijgen als je nerveus bent, zoals je hart dat sneller klopt en 'vlinders' in je buik voelt - volgens James bestaan onze emotionele ervaringen uit dergelijke fysiologische sensaties.)
Hoewel deze theorie ongelooflijk invloedrijk was, twijfelden veel onderzoekers aan enkele beweringen van James en Lange. Onder degenen die de James-Lange-theorie in twijfel trokken, was Walter Cannon, een professor aan Harvard.
In 1927 publiceerde Cannon een mijlpaal waarin de James-Lange-theorie werd bekritiseerd en een alternatieve benadering werd voorgesteld voor het begrijpen van emoties. Volgens Cannon suggereerde wetenschappelijk bewijs dat er verschillende problemen waren met de James-Lange-theorie:
Volgens Cannon treden emotionele reacties en fysiologische veranderingen in het lichaam op als reactie op emotionele stimuli, maar de twee zijn afzonderlijke processen. In zijn onderzoek probeerde Cannon vast te stellen welk deel van de hersenen verantwoordelijk was voor emotionele reacties, en hij concludeerde dat één regio in de hersenen vooral betrokken was bij onze emotionele reacties: de thalamus. De thalamus is een hersengebied dat verbindingen heeft met zowel het perifere zenuwstelsel (de delen van het zenuwstelsel buiten de hersenen en het ruggenmerg) en de hersenschors (die betrokken is bij de verwerking van informatie).
Cannon beoordeelde studies (waaronder zowel onderzoek met proefdieren, als menselijke patiënten die hersenschade hadden opgelopen) suggererend dat de thalamus cruciaal was voor het ervaren van emoties. Volgens Cannon was de thalamus het deel van de hersenen dat verantwoordelijk was voor emoties, terwijl de cortex het deel van de hersenen was dat soms emotionele reacties onderdrukte of remde. Volgens Cannon dragen patronen van activiteit in de thalamus "bij aan gloed en kleur aan anders eenvoudig cognitieve toestanden."
Stel je voor dat je een enge film kijkt en je ziet een monster naar de camera springen. Volgens Cannon zou deze informatie (het monster zien en horen) worden doorgegeven aan de thalamus. De thalamus zou dan zowel een emotionele reactie (angstig gevoel) als een fysiologische reactie (snelle hartslag en zweten, bijvoorbeeld) produceren.
Stel je nu voor dat je probeert niet te laten merken dat je bang bent. Je kunt bijvoorbeeld proberen je emotionele reactie te onderdrukken door jezelf te vertellen dat het slechts een film is en het monster slechts een product van speciale effecten is. In dit geval zou Cannon zeggen dat je hersenschors verantwoordelijk was voor het proberen de emotionele reactie van de thalamus te onderdrukken.
Een andere belangrijke emotietheorie is de Schachter-Singer-theorie, die in de jaren zestig werd ontwikkeld. De Schachter-Singer-theorie probeerde ook uit te leggen hoe verschillende emoties dezelfde set fysiologische reacties kunnen hebben. De Schachter-Singer-theorie richtte zich echter primair op hoe mensen de omgeving om hen heen interpreteren, in plaats van op de rol van de thalamus.
Nieuwer onderzoek naar de neurobiologie van emotie stelt ons ook in staat om Cannons bewering over de rol van de thalamus in emoties te evalueren. Hoewel het limbische systeem (waarvan de thalamus een onderdeel is) over het algemeen als een belangrijk hersengebied voor emoties wordt beschouwd, hebben recentere onderzoeken aangetoond dat emoties veel ingewikkelder patronen van hersenactiviteit inhouden dan Cannon aanvankelijk suggereerde.