Operante conditionering treedt op wanneer een verband wordt gelegd tussen een bepaald gedrag en een gevolg voor dat gedrag. Deze associatie is gebaseerd op het gebruik van versterking en / of straf om gedrag aan te moedigen of te ontmoedigen. Operante conditionering werd eerst gedefinieerd en bestudeerd door gedragspsycholoog B.F. Skinner, die verschillende bekende operante conditioneringsexperimenten met proefpersonen uitvoerde.
B.F. Skinner was een behaviorist, wat betekent dat hij geloofde dat psychologie beperkt moest blijven tot de studie van waarneembaar gedrag. Terwijl andere behavioristen, zoals John B. Watson, zich concentreerden op klassieke conditionering, was Skinner meer geïnteresseerd in het leren dat gebeurde door operante conditionering.
Hij merkte op dat in klassieke conditionerende reacties meestal worden veroorzaakt door aangeboren reflexen die automatisch optreden. Hij noemde dit soort gedrag respondent. Hij onderscheidde respondentgedrag van operantgedrag. Operant gedrag was de term Skinner die werd gebruikt om een gedrag te beschrijven dat wordt versterkt door de consequenties die erop volgen. Die gevolgen spelen een belangrijke rol bij het al dan niet opnieuw uitvoeren van gedrag.
De ideeën van Skinner waren gebaseerd op de wet van effect van Edward Thorndike, die stelde dat gedrag dat positieve gevolgen teweegbrengt waarschijnlijk zal worden herhaald, terwijl gedrag dat negatieve gevolgen teweegbrengt waarschijnlijk niet zal worden herhaald. Skinner introduceerde het concept van versterking in Thorndike's ideeën en specificeerde dat versterkt gedrag waarschijnlijk zal worden herhaald (of versterkt).
Om operante conditionering te bestuderen, voerde Skinner experimenten uit met behulp van een 'Skinner Box', een kleine doos met een hendel aan de ene kant die voedsel of water zou leveren wanneer erop wordt gedrukt. Een dier, zoals een duif of rat, werd in de doos geplaatst waar het vrij rond kon bewegen. Uiteindelijk zou het dier op de hendel drukken en worden beloond. Skinner ontdekte dat dit proces ertoe leidde dat het dier vaker op de hendel drukte. Skinner zou het leren meten door de reactiesnelheid van het dier te volgen wanneer die antwoorden werden versterkt.
Door zijn experimenten identificeerde Skinner de verschillende soorten bekrachtiging en straf die gedrag aanmoedigen of ontmoedigen.
Versterking die een gedrag nauw volgt, zal dat gedrag aanmoedigen en versterken. Er zijn twee soorten wapening:
Bovendien heeft Skinner twee verschillende soorten versterkers geïdentificeerd.
Straf is het tegenovergestelde van versterking. Wanneer straf een gedrag volgt, ontmoedigt en verzwakt dat gedrag. Er zijn twee soorten straffen.
Hoewel straf nog steeds veel wordt gebruikt, vonden Skinner en vele andere onderzoekers dat straf niet altijd effectief is. Straf kan een gedrag een tijdje onderdrukken, maar het ongewenste gedrag komt op de lange termijn terug. Straf kan ook ongewenste bijwerkingen hebben. Een kind dat wordt gestraft door een leraar kan bijvoorbeeld onzeker en angstig worden omdat het niet precies weet wat te doen om toekomstige straffen te voorkomen.