Er is een verband tussen begrotingstekorten en de gezondheid van de economie, maar is zeker niet perfect. Er kunnen enorme begrotingstekorten zijn wanneer de economie het vrij goed doet, en hoewel iets minder waarschijnlijk, zijn overschotten zeker mogelijk in slechte tijden. Dit komt omdat een tekort of overschot niet alleen afhankelijk is van de geïnde belastinginkomsten (die kunnen worden beschouwd als evenredig met de economische activiteit), maar ook van het niveau van overheidsaankopen en overdrachtsbetalingen, dat wordt bepaald door het Congres en niet hoeft te worden bepaald door het niveau van economische activiteit.
Dat gezegd hebbende, gaan overheidsbudgetten meestal van overschot naar tekort (of worden bestaande tekorten groter) naarmate de economie verzwakt. Dit gebeurt meestal als volgt:
De economie gaat in recessie, waardoor veel werknemers hun baan verliezen en tegelijkertijd de bedrijfswinsten dalen. Dit zorgt ervoor dat minder inkomsten uit inkomstenbelasting naar de overheid stromen, samen met minder inkomsten uit vennootschapsbelasting. Af en toe zal de inkomstenstroom naar de overheid nog steeds groeien, maar langzamer dan de inflatie, wat betekent dat de stroom van belastinginkomsten in reële termen is gedaald.
Omdat veel werknemers hun baan hebben verloren, is hun afhankelijkheid een groter gebruik van overheidsprogramma's, zoals een werkloosheidsverzekering. De overheidsuitgaven stijgen naarmate meer mensen een beroep doen op overheidsdiensten om hen door moeilijke tijden te helpen. (Dergelijke uitgavenprogramma's staan bekend als automatische stabilisatoren, omdat ze van nature helpen de economische activiteit en inkomsten in de loop van de tijd te stabiliseren.)
Om de economie uit de recessie te helpen duwen en om diegenen te helpen die hun baan hebben verloren, maken regeringen vaak nieuwe sociale programma's in tijden van recessie en depressie. De "New Deal" van de FDR uit de jaren dertig is hiervan een goed voorbeeld. De overheidsuitgaven stijgen dan, niet alleen vanwege het toegenomen gebruik van bestaande programma's, maar ook door het creëren van nieuwe programma's.
Vanwege factor één ontvangt de overheid minder geld van belastingbetalers vanwege een recessie, terwijl factoren twee en drie impliceren dat de overheid meer geld uitgeeft dan in betere tijden. Geld begint sneller uit de overheid te stromen dan het binnenkomt, waardoor de begroting van de overheid in gebreke blijft.