De geslachtssociologie is een van de grootste deelgebieden binnen de sociologie en bevat theorie en onderzoek dat kritisch de sociale constructie van geslacht, de interactie tussen geslacht en andere sociale krachten in de samenleving, en hoe geslacht zich verhoudt tot de sociale structuur in het algemeen, onderzoekt. Sociologen binnen dit subveld bestuderen een breed scala aan onderwerpen met een verscheidenheid aan onderzoeksmethoden, waaronder dingen als identiteit, sociale interactie, macht en onderdrukking, en de interactie van geslacht met andere dingen zoals ras, klasse, cultuur, religie en seksualiteit, onder anderen.
Om de sociologie van geslacht te begrijpen, moet men eerst begrijpen hoe sociologen geslacht en geslacht definiëren. Hoewel man / vrouw en man / vrouw vaak samengevoegd zijn in de Engelse taal, verwijzen ze eigenlijk naar twee heel verschillende dingen: geslacht en geslacht. De eerste, seks, wordt door sociologen gezien als een biologische indeling op basis van voortplantingsorganen. De meeste mensen vallen in de categorieën mannelijk en vrouwelijk, maar sommige mensen worden geboren met geslachtsorganen die niet duidelijk in beide categorieën passen, en ze staan bekend als intersekse. Hoe dan ook, seks is een biologische classificatie op basis van lichaamsdelen.
Gender daarentegen is een sociale classificatie op basis van iemands identiteit, presentatie van het zelf, gedrag en interactie met anderen. Sociologen zien gender als aangeleerd gedrag en een cultureel geproduceerde identiteit, en als zodanig is het een sociale categorie.
Dat geslacht een sociale constructie is, wordt vooral duidelijk wanneer men vergelijkt hoe mannen en vrouwen zich gedragen in verschillende culturen, en hoe in sommige culturen en samenlevingen ook andere geslachten bestaan. In westerse geïndustrialiseerde landen zoals de VS, denken mensen vaak aan mannelijkheid en vrouwelijkheid in dichotome termen en zien mannen en vrouwen als duidelijk verschillend en tegengesteld. Andere culturen betwisten deze veronderstelling echter en hebben minder verschillende opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid. Historisch gezien was er bijvoorbeeld een categorie mensen in de Navajo-cultuur genaamd berdaches, die anatomisch normale mannen waren, maar die werden gedefinieerd als een derde geslacht dat geacht werd tussen mannelijk en vrouwelijk te vallen. Berdaches trouwde met andere gewone mannen (niet Berdaches), hoewel geen van beide als homoseksueel werd beschouwd, zoals ze in de hedendaagse westerse cultuur zouden zijn.
Dit suggereert dat we gender leren door het proces van socialisatie. Voor veel mensen begint dit proces voordat ze zelfs geboren zijn, waarbij ouders geslachtsnamen selecteren op basis van het geslacht van een foetus, en door de kamer van de binnenkomende baby te versieren en speelgoed en kleding te selecteren op kleurgecodeerde en geslachtsgebonden manieren die weerspiegelen culturele verwachtingen en stereotypen. Vanaf het prille begin worden we gesocialiseerd door familie, opvoeders, religieuze leiders, peergroups en de bredere gemeenschap, die ons leren wat er van ons wordt verwacht in termen van uiterlijk en gedrag op basis van of ze ons coderen als een jongen of een meisje. Media en populaire cultuur spelen ook een belangrijke rol in het leren van ons geslacht.
Een resultaat van gendersocialisatie is de vorming van genderidentiteit, wat iemands definitie is van zichzelf als man of vrouw. Genderidentiteit bepaalt hoe we over anderen en onszelf denken en beïnvloedt ook ons gedrag. Er zijn bijvoorbeeld geslachtsverschillen in de kans op drugs- en alcoholmisbruik, gewelddadig gedrag, depressie en agressief rijden. Genderidentiteit heeft ook een bijzonder sterk effect op hoe we ons kleden en presenteren, en hoe we ons lichaam eruit willen zien, gemeten aan de hand van "normatieve" normen.
Elk belangrijk sociologisch kader heeft zijn eigen opvattingen en theorieën over gender en hoe dit zich verhoudt tot andere aspecten van de samenleving.
In het midden van de twintigste eeuw betoogden functionalistische theoretici dat mannen instrumentele rollen in de samenleving vervulden, terwijl vrouwen expressieve rollen vervulden, wat ten goede kwam aan de samenleving. Ze vonden een genderverdeling in arbeid belangrijk en noodzakelijk voor het soepel functioneren van een moderne samenleving. Verder suggereert dit perspectief dat onze socialisatie in voorgeschreven rollen de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen stimuleert door mannen en vrouwen aan te moedigen verschillende keuzes te maken over gezin en werk. Deze theoretici zien bijvoorbeeld loonongelijkheid als het resultaat van keuzes die vrouwen maken, ervan uitgaande dat ze gezinsrollen kiezen die concurreren met hun werkrollen, waardoor ze minder waardevolle werknemers zijn vanuit managementstandpunt.
De meeste sociologen beschouwen deze functionalistische benadering nu echter als achterhaald en seksistisch, en er is nu voldoende wetenschappelijk bewijs dat suggereert dat de loonkloof wordt beïnvloed door diepgewortelde gendervooroordelen in plaats van door keuzes die mannen en vrouwen maken over het evenwicht tussen werk en gezin.
Een populaire en eigentijdse benadering binnen de sociologie van het geslacht wordt beïnvloed door de symbolische interactionistische theorie, die zich richt op de dagelijkse interacties op microniveau die geslacht produceren en uitdagen zoals wij het kennen. Sociologen West en Zimmerman hebben deze benadering gepopulariseerd met hun artikel uit 1987 over 'gender doen', dat illustreerde hoe gender iets is dat wordt geproduceerd door interactie tussen mensen en als zodanig een interactieve prestatie is. Deze benadering benadrukt de instabiliteit en vloeibaarheid van geslacht en erkent dat het, omdat het door interactie wordt geproduceerd door mensen, fundamenteel veranderlijk is.
Binnen de geslachtssociologie richten degenen die geïnspireerd zijn door de conflicttheorie zich op hoe gender en aannames en vooroordelen over genderverschillen leiden tot empowerment van mannen, onderdrukking van vrouwen en de structurele ongelijkheid van vrouwen ten opzichte van mannen. Deze sociologen zien gendergedreven machtsdynamiek als ingebouwd in de sociale structuur, en dus gemanifesteerd in alle aspecten van een patriarchale samenleving. Vanuit dit oogpunt zijn bijvoorbeeld loonongelijkheid tussen mannen en vrouwen het gevolg van de historische macht van mannen om het werk van vrouwen te devalueren en als groep te profiteren van de diensten die vrouwenarbeid biedt.
Feministische theoretici, voortbouwend op aspecten van de drie hierboven beschreven theoriegebieden, richten zich op de structurele krachten, waarden, wereldbeelden, normen en alledaags gedrag die ongelijkheid en onrecht creëren op basis van geslacht. Belangrijk is ook dat ze zich richten op hoe deze sociale krachten kunnen worden veranderd om een rechtvaardige en gelijkwaardige samenleving te creëren waarin niemand wordt gestraft voor hun geslacht.
Bijgewerkt door Nicki Lisa Cole, Ph.D.