Studenten schatten de lengte van alledaagse voorwerpen en gebruiken de woordenschat "inches", "feet", "centimeter" en "meters"
Klasse: Tweede leerjaar
Looptijd: Een lesperiode van 45 minuten
materialen:
heersers
Meterstokken
Ruitjespapier
Sleutelwoordenschat: schatting, lengte, lang, inch, voet / voet, centimeter, meter
Doelstellingen: Studenten gebruiken de juiste woordenschat bij het schatten van de lengte van objecten.
Normen voldaan: 2.MD.3 Schat de lengte in eenheden van inches, voeten, centimeters en meters.
Introductie van de les
Breng schoenen van verschillende maten mee (u kunt een paar schoenen lenen van een collega voor de doeleinden van deze inleiding als u dat wilt!) En vraag de studenten waarvan zij denken dat ze bij u passen. Je kunt ze in het belang van de humor passen, of ze vertellen dat ze vandaag in de klas gaan schatten - van wie is de schoen? Deze introductie kan uiteraard ook met elk ander kledingstuk worden gedaan.
Stapsgewijze procedure
Laat de cursisten 10 gewone klas- of speeltuinobjecten selecteren die de klas kan meten. Schrijf deze objecten op het kaartpapier of op het bord. Zorg voor voldoende ruimte achter de naam van elk object, want u neemt de informatie op die de studenten u geven.
Begin met het demonstreren hoe te schatten met de liniaal en de meetlat. Kies een object en bespreek met studenten - gaat dit langer zijn dan de liniaal? Veel langer? Zou dit dichter bij twee heersers zijn? Of is het korter? Als u hardop denkt, laat hen antwoorden op uw vragen voorstellen.
Noteer je schatting en laat de leerlingen je antwoord controleren. Dit is een goed moment om hen aan schattingen te herinneren en hoe ons doel is om dicht bij het exacte antwoord te komen. We hoeven niet elke keer "gelijk" te hebben. Wat we willen is een benadering, niet het echte antwoord. Schatting is iets dat ze in hun dagelijks leven (in de supermarkt, etc.) zullen gebruiken, dus benadruk het belang van deze vaardigheid voor hen.
Laat een student een schatting maken van het tweede object. Kies voor dit deel van de les een student waarvan je denkt dat hij hardop kan denken op een manier die vergelijkbaar is met je model in de vorige stap. Laat ze beschrijven hoe ze hun antwoord op de klas hebben gekregen. Nadat ze klaar zijn, schrijf je de schatting op het bord en laat een andere student of twee hun antwoord controleren op geschiktheid.
In paren of kleine groepen moeten de leerlingen de grafiek van objecten schatten. Noteer hun antwoorden op kaartpapier.
Bespreek de schattingen om te zien of deze geschikt zijn. Deze hoeven niet correct te zijn, ze moeten gewoon logisch zijn. (100 meter is bijvoorbeeld geen geschikte schatting voor de lengte van hun potlood.)
Laat de leerlingen vervolgens hun klasobjecten meten en zien hoe dicht ze bij hun schattingen kwamen.
Bespreek tot slot met de klas wanneer ze mogelijk schattingen in hun leven moeten gebruiken. Zorg ervoor dat u hen vertelt wanneer u schattingen maakt in uw persoonlijke en professionele leven.
Huiswerk / Assessment
Een interessant experiment is om deze les mee naar huis te nemen en met een broer of zus of ouder te doen. Studenten kunnen vijf items in hun huizen kiezen en hun lengte schatten. Vergelijk de schattingen met die van familieleden.
evaluatie
Blijf schattingen in uw dagelijkse of wekelijkse routine plaatsen. Maak aantekeningen over studenten die worstelen met de juiste schattingen.