Waar het land de zee ontmoet, vindt u een uitdagende habitat vol met verbazingwekkende wezens.
De getijdenzone is het gebied tussen de hoogste getijmarkeringen en de laagste getijmarkeringen. Deze habitat is bij vloed bedekt met water en bij eb blootgesteld aan lucht. Het land in deze zone kan rotsachtig, zanderig zijn of bedekt met wadden.
Getijden zijn "uitstulpingen" van water op de aarde veroorzaakt door de zwaartekracht van de maan en de zon. Terwijl de maan om de aarde draait, volgt de bobbel van water. Er is een tegenovergestelde uitstulping aan de andere kant van de aarde. Wanneer de uitstulping in een gebied plaatsvindt, wordt dit vloed genoemd en staat het water hoog. Tussen de uitstulpingen is het water laag en dit wordt eb genoemd. Op sommige locaties (bijvoorbeeld de Baai van Fundy) kan de waterhoogte tussen eb en vloed maar liefst 50 voet variëren. Op andere locaties is het verschil niet zo dramatisch en kan het slechts enkele centimeters zijn.
Meren worden beïnvloed door de zwaartekracht van de maan en de zon, maar omdat ze zoveel kleiner zijn in vergelijking met de oceaan, zijn de getijden zelfs in grote meren niet echt merkbaar.
Het zijn getijden die de getijdenzone tot een dynamische habitat maken.
De getijdenzone is verdeeld in verschillende zones, beginnend in de buurt van droog land met de spatzone (supralittorale zone), een gebied dat meestal droog is, en naar beneden naar de kustzone, meestal onder water. Binnen de getijdenzone vind je getijdenpoelen, plassen achtergelaten in de rotsen terwijl het water zich terugtrekt als het tij uitgaat. Dit zijn geweldige gebieden om voorzichtig te verkennen: je weet nooit wat je zou kunnen vinden in een getijdenpool!
De getijdenzone is de thuisbasis van een breed scala aan organismen. Organismen in deze zone hebben veel aanpassingen waardoor ze kunnen overleven in deze uitdagende, steeds veranderende omgeving.
Uitdagingen in de getijdenzone omvatten:
De getijdenzone is de thuisbasis van vele soorten dieren en planten. Veel van de dieren zijn ongewervelde dieren (dieren zonder een wervelkolom), die een brede groep organismen omvatten.
Enkele voorbeelden van ongewervelde dieren gevonden in getijdenpoelen zijn krabben, egels, zeesterren, zeeanemonen, zeepokken, slakken, mosselen en limpets. Het intertidale is ook de thuisbasis van gewervelde zeedieren, van wie sommigen jagen op intertidale dieren. Deze roofdieren zijn vissen, meeuwen en zeehonden.