Dit probleem met bewerkte chemie laat zien hoe het symbool voor het ion kan worden bepaald wanneer het aantal protonen en elektronen wordt gegeven.
Probleem: Geef het symbool van een ion met 10 e- en 7 p+.
Oplossing:De notatie e- verwijst naar elektronen en p+ verwijst naar protonen. Het aantal protonen is het atoomnummer van een element. Gebruik het periodiek systeem om het element met een atoomnummer 7 te vinden. Dit element is stikstof, met het symbool N. Het probleem stelt dat er meer elektronen zijn dan protonen, dus we weten dat het ion een negatieve netto lading heeft. Bepaal de netto lading door te kijken naar het verschil in het aantal protonen en elektronen: 10 - 7 = 3 meer elektronen dan protonen, of een 3- in rekening brengen.
Antwoord:N3-
Bij het schrijven van het symbool voor een ion, wordt eerst het symbool met één of twee letters geschreven, gevolgd door een superscript. Het superscript heeft het aantal ladingen op het ion gevolgd door een + (voor positieve ionen of kationen) of - (voor negatieve ionen of anionen). Neutrale atomen hebben een lading van nul, dus er wordt geen superscript gegeven. Als de lading +/- één is, wordt de "1" weggelaten. Dus de lading op een chloorion zou bijvoorbeeld worden geschreven als Cl-, niet Cl1-.
Wanneer het aantal protonen en elektronen wordt gegeven, is het gemakkelijk om de ionische lading te achterhalen. Vaker zult u deze informatie niet ontvangen. U kunt het periodiek systeem gebruiken om veel ionen te voorspellen. De eerste groep (alkalimetalen) heeft meestal een +1 lading; de tweede groep (aardalkali) heeft meestal een +2 lading; halogenen hebben meestal een -1 lading; en edelgassen vormen meestal geen ionen. De metalen vormen een grote verscheidenheid aan ionen, meestal met een positieve lading.