Early Life Theories Primordial Soup

De vroege atmosfeer van de aarde was een reducerende atmosfeer, wat betekende dat er weinig tot geen zuurstof was. Men dacht dat de gassen waaruit de atmosfeer bestond, methaan, waterstof, waterdamp en ammoniak bevatten. Het mengsel van deze gassen bevatte veel belangrijke elementen, zoals koolstof en stikstof, die kunnen worden herschikt om aminozuren te maken. Omdat aminozuren de bouwstenen van eiwitten zijn, geloven wetenschappers dat het combineren van deze zeer primitieve ingrediënten mogelijk zou kunnen hebben geleid tot het samenkomen van organische moleculen op aarde. Dat zouden de voorlopers van het leven zijn. Veel wetenschappers hebben gewerkt om deze theorie te bewijzen.

Oersoep

Het idee van de 'oersoep' ontstond toen de Russische wetenschapper Alexander Oparin en de Engelse geneticus John Haldane elk onafhankelijk met het idee kwamen. De theorie was dat het leven in de oceanen begon. Oparin en Haldane dachten dat met de mix van gassen in de atmosfeer en de energie van blikseminslagen, aminozuren zich spontaan in de oceanen konden vormen. Dit idee staat nu bekend als 'oersoep'. In 1940 vond Wilhelm Reich de Orgone Accumulator uit om de oorspronkelijke energie van het leven zelf te benutten.

Het Miller-Urey-experiment

In 1953 testten de Amerikaanse wetenschappers Stanley Miller en Harold Urey de theorie. Ze combineerden de atmosferische gassen in de hoeveelheden die men dacht dat de vroege atmosfeer van de aarde zou bevatten. Ze simuleerden vervolgens een oceaan in een gesloten apparaat.

Met constante bliksemschokken gesimuleerd met behulp van elektrische vonken, waren ze in staat organische verbindingen te maken, waaronder aminozuren. In feite veranderde bijna 15 procent van de koolstof in de gemodelleerde atmosfeer in slechts een week in verschillende organische bouwstenen. Dit baanbrekende experiment leek te bewijzen dat het leven op aarde spontaan gevormd kon zijn uit niet-organische ingrediënten.

Wetenschappelijk scepticisme

Het Miller-Urey-experiment vereiste constante blikseminslagen. Hoewel bliksem heel gebruikelijk was op de vroege aarde, was het niet constant. Dit betekent dat hoewel het maken van aminozuren en organische moleculen mogelijk was, dit waarschijnlijk niet zo snel of in de grote hoeveelheden gebeurde die het experiment toonde. Dit weerlegt op zichzelf de hypothese niet. Alleen omdat het proces langer zou hebben geduurd dan de labsimulatie suggereert, neemt niet weg dat bouwstenen hadden kunnen worden gemaakt. Het is misschien niet gebeurd in een week, maar de aarde was er al meer dan een miljard jaar voordat het bekende leven werd gevormd. Dat was zeker binnen het tijdsbestek voor het creëren van leven.

Een ernstiger mogelijk probleem met het oer-soep experiment van Miller-Urey is dat wetenschappers nu bewijs vinden dat de atmosfeer van de vroege aarde niet precies hetzelfde was als Miller en Urey in hun experiment hadden gesimuleerd. Er was waarschijnlijk veel minder methaan in de atmosfeer tijdens de eerste jaren van de aarde dan eerder gedacht. Omdat methaan de koolstofbron was in de gesimuleerde atmosfeer, zou dat het aantal organische moleculen nog verder verminderen.

Aanzienlijke stap

Hoewel oersoep in de oude aarde misschien niet precies hetzelfde was als in het Miller-Urey-experiment, waren hun inspanningen nog steeds erg belangrijk. Hun oersoep-experiment bewees dat organische moleculen - de bouwstenen van het leven - kunnen worden gemaakt van anorganische materialen. Dit is een belangrijke stap om erachter te komen hoe het leven op aarde begon.