Copernicaanse principe

De Copernicaanse principe (in zijn klassieke vorm) is het principe dat de aarde niet rust in een bevoorrechte of speciale fysieke positie in het universum. In het bijzonder vloeit het voort uit de bewering van Nicolaus Copernicus dat de aarde niet stationair was, toen hij het heliocentrische model van het zonnestelsel voorstelde. Dit had zulke belangrijke implicaties dat Copernicus zelf de publicatie van de resultaten tot het einde van zijn leven uitstelde, uit angst voor het soort religieuze weerslag waar Galileo Galilei onder leed.

Betekenis van het Copernicaanse principe

Dit klinkt misschien niet als een bijzonder belangrijk principe, maar het is eigenlijk van vitaal belang voor de geschiedenis van de wetenschap, omdat het een fundamentele filosofische verandering betekent in hoe intellectuelen omgaan met de rol van de mensheid in het universum ... althans in wetenschappelijke termen.

Wat dit in feite betekent, is dat je in de wetenschap niet moet aannemen dat mensen een fundamenteel bevoorrechte positie in het universum hebben. In de astronomie betekent dit bijvoorbeeld in het algemeen dat alle grote regio's van het universum vrijwel identiek aan elkaar moeten zijn. (Uiteraard zijn er enkele lokale verschillen, maar dit zijn slechts statistische variaties, geen fundamentele verschillen in hoe het universum eruitziet op die verschillende plaatsen.)

Dit principe is in de loop der jaren echter uitgebreid naar andere gebieden. De biologie heeft een soortgelijk standpunt ingenomen en erkent nu dat de fysieke processen die de mensheid beheersen (en vormden) in wezen identiek moeten zijn aan die welke aan het werk zijn in alle andere bekende levensvormen.

Deze geleidelijke transformatie van het Copernicaanse principe wordt goed gepresenteerd in dit citaat uit Het grote ontwerp door Stephen Hawking & Leonard Mlodinow:

Het heliocentrische model van Nicolaus Copernicus van het zonnestelsel wordt erkend als de eerste overtuigende wetenschappelijke demonstratie dat wij mensen niet het brandpunt van de kosmos zijn ... We realiseren ons nu dat het resultaat van Copernicus slechts een van een reeks geneste demoties is die lang bestaande veronderstellingen omver werpen met betrekking tot de speciale status van de mensheid: we bevinden ons niet in het centrum van het zonnestelsel, we bevinden ons niet in het centrum van de Melkweg, we bevinden ons niet in het centrum van het universum, we zijn niet eens gemaakt van de donkere ingrediënten die de overgrote meerderheid van de massa van het universum vormen. Een dergelijke kosmische verlaging [...] is een voorbeeld van wat wetenschappers nu het noemen Copernicaanse principe: in het grote geheel van dingen, wijst alles wat we weten op mensen die geen bevoorrechte positie innemen.

Copernican Principle versus Anthropic Principle

In de afgelopen jaren is een nieuwe manier van denken begonnen de centrale rol van het Copernicaanse principe in vraag te stellen. Deze benadering, bekend als het antropische principe, suggereert dat we misschien niet zo overhaast zouden moeten zijn om onszelf te degraderen. Volgens het moeten we rekening houden met het feit dat we bestaan ​​en dat de natuurwetten in ons universum (of tenminste ons deel van het universum) consistent moeten zijn met ons eigen bestaan.

In de kern is dit niet fundamenteel in strijd met het Copernicaanse principe. Het antropische principe, zoals algemeen geïnterpreteerd, gaat meer over een selectie-effect op basis van het feit dat we toevallig bestaan, in plaats van een verklaring over onze fundamentele betekenis voor het universum. (Zie daarvoor het participatieve antropische principe of PAP.)

De mate waarin het antropische principe nuttig of noodzakelijk is in de fysica is een veelbesproken onderwerp, vooral omdat het betrekking heeft op het idee van een verondersteld fijnafstemmingsprobleem binnen de fysieke parameters van het universum.