Hoe de Franse voorzetsel 'à' te gebruiken

Ondanks zijn kleine formaat, een is een enorm belangrijk Frans voorzetsel en een van de belangrijkste woorden in de Franse taal. De betekenissen en gebruiken in het Frans zijn veel en gevarieerd, maar op zijn meest elementaire, een betekent over het algemeen 'aan' of 'in'. Vergelijken een naar de, wat 'van' of 'van' betekent, waarmee het vaak wordt verward.

À Weeën

Wanneer een wordt gevolgd door de lidwoorden le en leseen contracten met hen
als een enkel woord.

à + le au (au magasin)

een + les = aux (aux maisons)

Maar een sluit geen contract met la of l'.

een + la à la (à la banque)

à + l ' à l '(à l'hôpital)

Daarnaast, een is niet gecontracteerd met le en les wanneer het directe objecten zijn.

Gemeenschappelijk gebruik van 'À'

1. Locatie of bestemming

  • J'habite à Paris. > Ik woon in Parijs.
  • Je vais à Rome. > Ik ga naar Rome.
  • Je suis à la banque. > Ik ben bij de bank.

2. Afstand in tijd of ruimte

  • J'habite à 10 mètres de lui. > Ik woon op 10 meter van hem.
  • Il est à 5 minuten de moi. > Hij ligt op 5 minuten van mij.

3. Tijdstip

  • Nous aankomsten om 5u00. > We komen om 5:00 aan.
  • Il est mort à 92 ans. > Hij stierf op 92-jarige leeftijd.

4. Wijze, stijl of kenmerk

  • Il habite à la française. > Hij leeft in Franse stijl.
  • un enfant aux yeux bleus > Blauwogig kind; kind met blauwe ogen
  • fait à la main > Met de hand gemaakt
  • aller à pied > Te voet / te voet

5. Bezit

  • un ami à moi > Een vriend van mij
  • Ce livre est à Jean > Dit is het boek van Jean

6. Meting

  • acheter au kilo > Te kopen per kilogram
  • betaler à la semaine > Per week te betalen

7. Doel of gebruik

  • une tasse à thé > Theekopje; kopje thee
  • un sac à dos > Rugzak; pak voor de rug

8. In de passieve infinitief

  • Ou louer > Te huur
  • Je n'ai rien à lire. > Ik heb niets te lezen.                        

9. Met bepaalde werkwoorden, zinnen gevolgd door een infinitief

Het Franse voorzetsel à is vereist na bepaalde werkwoorden en zinnen wanneer ze worden gevolgd door een infinitief. De Engelse vertaling kan een infinitief vereisen (om te leren hoe je iets moet doen) of een gerund (om te stoppen met eten).

  •    aider à > Om te helpen
  •    s'amuser à > Zichzelf vermaken ___- ing
  •    apprendre à > Om te leren hoe
  •    s'apprêter à > Om je op voor te bereiden
  •    arriver à > Beheren / slagen in ___- ing
  •    s'attendre à > Te verwachten
  •    s'autoriser à > Autoriseren / toestaan
  •    avoir à > Moeten / verplicht zijn
  •    chercher à > Proberen
  •    aanvoerder à > Om te beginnen met / ___-
  •    toestemming > Instemmen met
  •    vervolg à > Om door te gaan naar / ___-
  •    décider (quelqu'un) à > (Iemand) te overtuigen
  •    se décider à > Om een ​​beslissing te nemen
  •    bemiddelaar à > Aanmoedigen om
  •    s'engager à > Om rond te geraken
  •    enseigner à > Om les te geven
  •    s'habituer à > Om aan te wennen
  •    hésiter à > Aarzelen om
  •    s'intéresser à > Geïnteresseerd zijn in
  •    inviter (quelqu'un) à> Om (iemand) uit te nodigen
  •    se mettre à > Stel om te beginnen ongeveer ___- in
  •    obliger à > Zich te houden aan
  •    parvenir à > Om te slagen in ___- ing
  •    passer du temps à  > Om tijd door te brengen ___-
  •    perdre du temps à > Om tijd te verspillen ___-
  •    persister à > Volharden in ___- ing
  •    se plaire à > Plezier beleven aan ___- ing
  •    pousser (quelqu'un) à> Aansporen / pushen (iemand) naar
  •    se préparer à > Zich voorbereiden op
  •    recommencer à > Om opnieuw te beginnen ___-
  •    réfléchir à > Om ___- te overwegen
  •    renoncer à > Om ___- op te geven
  •    résister à > Om ___ing te weerstaan
  •    réussir à > Om te slagen in ___- ing
  •    rêver à > Om te dromen van ___- ing
  •    servir à > Om te dienen
  •    zanger à > Om te dromen van ___- ing
  •    tarief à > Om ___- uit te stellen / te laat te zijn
  •    tenir à > Vasthouden (iemand) om ___ing aan te dringen
  •    venir à > Gebeuren

10. Met werkwoorden die een indirect object nodig hebben 

Het Franse voorzetsel à is vereist na veel Franse werkwoorden en zinnen die een indirect object nodig hebben, maar er is vaak geen equivalent voorzetsel in het Engels.

  •    acheter à > Om te kopen van
  •    arracher à  > Weggrijpen
  •    bijstaan ​​à (la réunion)> Bijwonen (de vergadering)
  •    opvolger à > Adviseren
  •    convenir à (quelqu'un) / la situatie > Te behagen; geschikt zijn voor iemand / de situatie
  •    croire à > Om iets te geloven
  •    demander (quelque koos) à (quelqu'un) > Iemand (iets) vragen
  •    défendre à > Verbieden
  •    demander à (quelqu'un) > Om (iemand) te vragen
  •    déplaire à > Ongenoegen; onaangenaam zijn
  •    désobéir à > Ongehoorzaam zijn
  •    dire à > Te zeggen; vertellen
  •    donner un stylo à (quelqu'un) > Om (iemand) een pen te geven
  •    emprunter un livre à (quelqu'un) > Een boek lenen van (iemand)
  •    envoyer (qqch)à (quelqu'un) > Om (iets) naar (iemand) te sturen
  •   être à> Behoren tot
  •    faire aandacht à> Om op te letten
  •    se fier à (quelqu'un) > Te vertrouwen (iemand)
  •    goûter à (quelque koos) > Proeven (iets)
  •    s'habituer à > Om aan te wennen
  •    interdire (quelque gekozen) à quelqu'un > Iemand (iets) verbieden
  •    s'intéresser à > Geïnteresseerd zijn in
  •    jouer à > Om te spelen (een spel of sport)
  •    manquer à > Iemand missen
  •    mêler à > Mengen; meedoen
  •    nuire à > Schaden
  •    obéir à > Gehoorzamen
  •    s'opposer à > Verzetten
  •    ordonner à > Bestellen
  •    pardonner à > Gratie; vergeven
  •    parler à > Om mee te praten
  •    penser à > Denken aan / over
  •    permettre à > Toestaan
  •    plaire à > Te behagen; aangenaam zijn
  •    profiter à > Profiteren; om winstgevend te zijn
  •    promettre à > Beloven
  •    réfléchir à > Te overwegen; om over na te denken
  •    répondre à > Om te antwoorden
  •    résister à > Weerstand bieden
  •    ressembler à > Lijken op
  •    réussir à l'examen > om te slagen voor de test
  •    serrer la main à (Quelqu'un) > Iemand de hand schudden
  •    servir à > Te gebruiken voor / als
  •    zanger à > Dromen; denken aan
  •    succéder à > Slagen; volgen
  •    overleven à > Om te overleven
  •    téléphoner à > Om te bellen
  •    voler (gekozen quelque) à quelqu'un > Om (iets) van iemand te stelen

Notes

Onthoud dat een plus een levenloos zelfstandig naamwoord kan worden vervangen door het bijwoordelijk voornaamwoord Y. Bijvoorbeeld, je m'y suis habitué > Ik raakte eraan gewend.

EEN plus een persoon kan meestal worden vervangen door een indirect voornaamwoord dat voor het werkwoord wordt geplaatst (bijv., Il me parle). Een paar werkwoorden en uitdrukkingen staan ​​echter geen voorafgaand indirect voornaamwoord toe. In plaats daarvan vereisen ze dat u het voorzetsel achter het werkwoord houdt en het volgt met een benadrukt voornaamwoord (bijv., Je pense à toi).

Aanvullende bronnen

Passief infinitief: een grammaticale structuur waarin iets anders dan een werkwoord moet worden gevolgd een + infinitief.