Iedereen die in een Frans restaurant heeft gegeten, is bekend met het Franse voorzetsel chez omdat het vaak wordt gebruikt met de naam van de chef, zoals in Chez Laura. Het is vrij vertaald als "bij of thuis of op kantoor van" en kan worden gebruikt in een aantal omstandigheden, waaronder locatie of gemoedstoestand, evenals in veel voorkomende idiomatische uitdrukkingen. Deze zin is zelfs in het Engels geslopen, waar hij vaak wordt gebruikt in restaurantnamen zoals de iconische Chez Panisse in Berkeley, Californië.
Gebruik en voorbeelden
Chez wordt meestal gebruikt om te verwijzen naar een huis of bedrijf, maar het kan ook worden gebruikt om iemand of iets te karakteriseren of als onderdeel van een uitdrukking. Bijvoorbeeld:
chez mon oncle> bij / naar het huis van mijn oom
chez moi> thuis, bij / naar mijn huis
Carole est chez elle. > Carole is thuis.
chez le médecin> bij / naar de dokter (kantoor)
chez l'avocat> op / naar het kantoor van de advocaat
chez le boucher> bij / naar de slagerij
chez le coiffeur> bij / naar de kapperszaak, kapper
une robe de chez Dior > een Dior-jurk,een jurk ontworpen door Dior
(une coutume) chez les Français>(een gewoonte) onder de Fransen
C'est typique chez les politiciens.> Het is typisch voor politici.
Ça se trouve souvent chez les vaches.> Dat vind je vaak bij koeien.
chez les Grecs> in het oude Griekenland / tussen de oude Grieken
chez la femme> bij vrouwen / bij vrouwen
Chez lui, c'est une habitude> Het is een gewoonte bij hem.
C'est bizarre chez un enfant. > Dat is vreemd voor een kind.
chez Molière> in het werk / schrijven van Molière
chez Van Gogh> in de kunst van Van Gogh
chacun chez soi > iedereen zou naar zijn eigen zaken moeten kijken
c'est une coutume / un accent bien de chez nous> het is een typisch lokaal gebruik / accent
chez-soi> thuis
fais comme chez toi> doe alsof u thuis bent
In een adres: chez M. Durand > zorg voor Mr. Durand
elle l'a raccompagné chez lui à pied> ze bracht hem naar huis
elle l'a raccompagné chez lui en voiture> ze gaf hem een lift / lift naar huis
rentrer chez soi / rester chez soi> om naar huis te gaan / thuis te blijven