Zoals zijn Engelse tegenhanger "to go", het Spaanse werkwoord ir kan worden gebruikt met een ongelooflijke verscheidenheid aan betekenissen. De betekenissen van zinnen gebruiken ir kan niet altijd logisch worden bepaald alleen door de betekenis van de afzonderlijke woorden te kennen, dus ze kunnen het beste worden geleerd door daadwerkelijk gebruik of uit het hoofd leren.
Veruit de meest gebruikte uitdrukking ir is ir a gevolgd door een infinitief. Voor de meeste doeleinden is dit het equivalent van het Engels "to go" gevolgd door een werkwoord. Dus "voy een estudiar"betekent" Ik ga studeren. "
Dit gebruik van ir a is zeer gebruikelijk in het Spaans, zozeer zelfs dat het in sommige delen van Latijns-Amerika de feitelijke toekomende tijd is. Het heeft zelfs een naam - de periphrastic toekomst. (Iets dat periphrastic meer dan één woord gebruikt.) Waar het algemeen wordt gebruikt, vervangt het alles behalve de standaard of vervoegde toekomende tijd in standaard spraak.
Met andere woorden, een zin zoals 'Vamos a comprar la casa"kan worden vertaald als" We gaan het huis kopen "of" We zullen het huis kopen. "
Veel van de andere uitdrukkingen gebruiken ir worden gevormd door te volgen ir met een voorzetselzin. Hieronder volgen enkele van de meest voorkomende.
Houd er rekening mee dat sommige van de uitdrukkingen hier ook letterlijk kunnen worden vertaald. Terwijl ik bijvoorbeeldr de heeft hier twee idiomatische definities, het kan ook letterlijk worden vertaald. Bijvoorbeeld: Mi tía va de trabajo a trabajo. (Mijn tante gaat van baan naar baan.)
ir a (of minder vaak, ir para) + bestemming: naar (een plaats) gaan.
ir en + voertuig: om te reizen per (type voertuig). Minder gebruikelijk kan in plaats daarvan het voorzetsel por worden gebruikt.
ir para + infinitief: gaan naar werkwoord, gaan om te werkwoord, gaan voor het doel van werkwoord.
ir para + type baan of carrière: om iemand te worden met de aangegeven soort baan.
ir + gerundium: om iets te doen, meestal met de connotatie om dit geleidelijk of moeizaam te doen.
ir tirando: beheren of rondkomen.
ir andando, ir corriendo: lopen, rennen.
ir de: om over te zijn of het onderwerp van te zijn (wanneer gezegd over een boek, film, toespraak, enz.)
ir de: zichzelf beschouwen als.
ir de, ir con: om gekleed te zijn.
ir de compras: gaan winkelen.
ir por: om naar te zoeken, om naar te gaan, om naar te gaan.
¿Cómo + indirect object voornaamwoord + ir ?: Hoe gaat het (voor jou, hem, haar, etc.)? Dit concept kan in de volksmond op vele manieren worden uitgedrukt.
irse por las ramas: om rond de struik te slaan, om op een zijspoor te geraken.