De toekomst in het Engels kan nogal verwarrend zijn. Er zijn twee toekomstige vormen die in de meeste gesprekken worden gebruikt: de toekomst met "will" en de toekomst met "going to". Het belangrijkste verschil tussen de twee vormen is dat "gaan" wordt gebruikt voor plannen en voornemens die zijn gemaakt vóór het moment van spreken en de "wil" om te spreken over de toekomst op het moment van spreken. Bestudeer deze basisvormen en gebruik vervolgens de bronnen waarnaar wordt verwezen om deze vormen te oefenen. Docenten kunnen deze materialen afdrukken voor gebruik in de klas, of hulp vinden bij het lesgeven in toekomstige formulieren, evenals de onderstaande lesplannen.
Er zijn twee fundamentele toekomstige tijden gebruikt om dingen te beschrijven die in de toekomst gebeuren. Naast deze twee zijn er nog een aantal toekomstige tijden die op de pagina met geavanceerde toekomstige tijden kunnen worden gestart. De eerste toekomende tijd is de toekomst met 'wil'. Gebruik de toekomst met wil om te praten over een evenement in de toekomst dat u zojuist hebt besloten te doen, voor voorspellingen en voor beloften.
Voorbeelden:
Positief: Onderwerp + wil + werkwoord
Negatief: Onderwerp + wil + niet (zal niet) + werkwoord
vragen: Vraagwoord + wil + onderwerp + werkwoord
De toekomst met "gaan naar" wordt gebruikt om gebeurtenissen uit te drukken die je al in de toekomst hebt gepland en je intenties voor de toekomst. Soms gebruiken we de huidige continu ook voor geplande evenementen in de nabije toekomst.
Voorbeelden:
Positief: Onderwerp + worden + naar + werkwoord
Negatief: Onderwerp + zijn + niet + naar + werkwoord
vragen: (Vraagwoord) + te zijn + onderwerp + naar + werkwoord
Enkele activiteiten die u zullen helpen oefenen: