Spreken over objecten in uw kantoor betekent dat u het gebruik van 'er is' en 'er zijn' moet begrijpen, evenals 'elke' of 'sommige' voor het stellen en beantwoorden van vragen over die objecten. U zult ook oefenen met het gebruik van voorzetsels om te beschrijven waar de objecten in uw kantoor zich bevinden. Oefen de dialoog met uw partner en bespreek vervolgens uw eigen kantoor of school.
David: Ik heb nu een nieuw kantoor ...
maria: Dat is geweldig! Gefeliciteerd.
David: Ik heb een bureau en wat kasten nodig. Hoeveel kasten zijn er op uw kantoor?
maria: Ik denk dat er vier kasten in mijn kantoor zijn.
David: En heb je meubels op kantoor? Ik bedoel anders dan de stoel aan je bureau.
maria: Oh ja, ik heb een bank en twee comfortabele fauteuils.
David: Zijn er tafels in uw kantoor?
maria: Ja, ik heb een tafel voor de bank.
David: Is er een computer in uw kantoor?
maria: Oh ja, ik houd een laptop op mijn bureau naast de telefoon.
David: Zijn er bloemen of planten in uw kantoor?
maria: Ja, er staan een paar planten bij het raam.
David: Waar is je bank??
maria: De bank staat voor het raam, tussen de twee fauteuils.
David: Heel erg bedankt voor je hulp, Maria. Dit geeft me een goed idee hoe ik mijn kantoor kan inrichten.
maria: Graag gedaan. Veel succes met je decoratie!