Vervoeging van 'Pedir, Servir' en 'Vestir'

pedir (aanvragen), servir (om te serveren) en vestir (om te kleden of te dragen) behoren tot de veel voorkomende Spaanse werkwoorden in wiens vervoeging de -e- in de stengel verandert soms in -ik-.

Andere werkwoorden die het patroon van volgen pedir zoals hieronder getoond wordt competir (concurreren), despedir (om te verzenden, onder andere betekenissen), impedir (om te belemmeren of te voorkomen), Medir (om te meten), en repetir (herhalen).

Onregelmatige vormen worden hieronder vetgedrukt weergegeven. Vertalingen worden gegeven als leidraad en in het echte leven kan variëren met de context.

Infinitief van pedir

pedir (aanvragen)

Gerund van pedir

pidiendo (Opvragen)

Deelwoord van pedir

pedido (aangevraagd)

Aanwezig indicatief voor pedir

yo Pido, tú pides, usted / él / ella pide, nosotros / as pedimos, vosotros / as pedís, ustedes / ellos / ellas Piden (Ik verzoek, u vraagt, hij vraagt, enz.)

Preterite van pedir

yo pedí, tú pediste, usted / él / ella Pidio, nosotros / als pedimos, vosotros / als pedisteis, ustedes / ellos / ellas pidieron (Ik vroeg, jij vroeg, zij vroeg, enz.)

Onvolmaakt Indicatief voor pedir

yo pedía, tú pedías, usted / él / ella pedía, nosotros / as pedíamos, vosotros / as pedíais, ustedes / ellos / ellas pedían (ik vroeg om, u vroeg om, hij om te vragen, enz.)

Toekomstig indicatief voor pedir

yo pediré, tú pedirás, usted / él / ella pedirá, nosotros / as pediremos, vosotros / as pediréis, ustedes / ellos / ellas pedirán (ik zal vragen, je zult vragen, hij zal vragen, etc.)

Voorwaardelijk van pedir

yo pediría, tú pedirías, usted / él / ella pediría, nosotros / as pediríamos, vosotros / as pediríais, ustedes / ellos / ellas pedirían (ik zou vragen, je zou vragen, ze zou vragen, etc.)

Aanwezig conjunctief van pedir

que yo pida, que tú Pidas, que usted / él / ella pida, que nosotros / as pidamos, que vosotros / as pidáis, que ustedes / ellos / ellas pidan (dat ik verzoek, dat u vraagt, dat zij vraagt, etc.)