Oir is een veel voorkomend Spaans werkwoord dat meestal "horen" betekent. Het is zeer onregelmatig, gedeeltelijk vanwege het gebruik van een accent in het einde.
De enige andere werkwoorden die op dezelfde manier worden vervoegd als Oir zijn die paar werkwoorden gebaseerd op Oir, namelijk desoír (negeren), entreoír (om half te horen of onduidelijk te horen) en trasoír (verkeerd verstaan).
Onregelmatige vormen worden hieronder vetgedrukt weergegeven. Vertalingen worden gegeven als leidraad en in het echte leven kan variëren met de context.
of (te horen)
oyendo (Gehoor)
oído (gehoord)
yo Oigo, tú Oyes, usted / él / ella oye, nosotros / as oímos, vosotros / as oís, ustedes / ellos / ellas Oyen (Ik hoor, je hoort, hij hoort, etc.)
yo oí, tú oíste, usted / él / ella O Yo, nosotros / as oímos, vosotros / as oísteis, ustedes / ellos / Ellas oyeron (Ik hoorde, jij hoort, zij hoort, etc.)
yo oía, tú oías, usted / él / ella oía, nosotros / as oíamos, vosotros / as oíais, ustedes / ellos / ellas oían (ik hoorde altijd, je hoorde, hij hoorde, etc.)
yo Oire, tú oirás, usted / él / ella OiRA, nosotros / as oiremos, vosotros / as oiréis, ustedes / ellos / Ellas Oiran (Ik zal horen, jij zult horen, hij zal horen, enz.)
yo oiría, tú oirías, usted / él / ella oiría, nosotros / as oiríamos, vosotros / as oiríais, ustedes / ellos / Ellas oirían (Ik zou horen, jij zou horen, zij zou horen, enz.)
que yo oiga, que tú Oigas, que usted / él / ella oiga, que nosotros / as oigamos, que vosotros / as oigáis, que ustedes / ellos / ellas oigan (dat ik hoor, dat je hoort, dat zij hoort, etc.)