Een voorzetsel is een woord dat de relatie van een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord met een ander woord in de zin laat zien. Enkele voorbeelden van dergelijke woorden in het Duits zijn mit (met), durch (door), vacht (voor), seit (sinds). De belangrijkste punten om te onthouden bij het gebruik van een voorzetsel (Präposition) in een Duitse zin zijn:
Het leren van voorzetsels lijkt misschien een slagveld te betreden. Het is waar dat voorzetsels een van de lastiger elementen van de Duitse grammatica zijn, maar als je eenmaal de gevallen onder de knie hebt die bij elk voorzetsel horen, is je strijd half gewonnen. De andere helft van de strijd is weten welk voorzetsel te gebruiken. Het Engelse voorzetsel "tot" kan bijvoorbeeld in ten minste zes verschillende manieren in het Duits worden vertaald.
Er zijn drie voorzetselgevallen: het beschuldigende, het datieve en het genitief. Er is ook een groep voorzetsels die het beschuldigende of datieve geval kunnen aannemen, afhankelijk van de betekenis van de zin.
Veelgebruikte voorzetsels zoals durch, für, um neem altijd de beschuldiging aan, terwijl andere gebruikelijke voorzetsels zoals bei, mit, von, zu zal altijd de dative case nemen.
Anderzijds zijn voorzetsels in de groep met dubbele voorzetsels (ook wel tweeweg voorzetsels genoemd) zoals een, auf, in zullen de beschuldigende zaak aannemen als ze de vraag kunnen beantwoorden waarheen een actie of object gaat, terwijl dezelfde voorzetsels het datieve geval aannemen, als ze beschrijven waar de actie vindt plaats.