Een Engelse grammaticagids voor het correct gebruiken van bijvoeglijke naamwoorden

Een bijvoeglijk naamwoord beschrijft hoe iets 'is'. Om deze reden gebruiken we vaak het werkwoord 'zijn' wanneer we bijvoeglijke naamwoorden gebruiken. Bijvoeglijke naamwoorden worden gebruikt om zelfstandige naamwoorden te beschrijven. Er zijn twee soorten zinnen die we gebruiken met bijvoeglijke naamwoorden, die hieronder worden beschreven.

Onderwerp + Zijn + Bijvoeglijk naamwoord

Voorbeeld:

Tom is verlegen.
Alice is blij.

Onderwerp + Werkwoord + Bijvoeglijk naamwoord + Naamwoord

Voorbeeld:

Dat is een groot gebouw!
Peter heeft een snelle auto.

Het bijvoeglijk naamwoord is altijd onveranderlijk.

Voorbeeld: prachtige bomen, ze zijn gelukkig

Let op deze belangrijke regels die u moet volgen bij het gebruik van dit zinspatroon.

  • Bijvoeglijke naamwoorden hebben geen enkelvoud en meervoud OF een mannelijke, vrouwelijke en neutrale vorm.
  • Bijvoeglijke naamwoorden zijn altijd hetzelfde! Voeg nooit een finale toe aan een bijvoeglijk naamwoord.
  • Bijvoeglijke naamwoorden kunnen ook aan het einde van een zin worden geplaatst als ze het onderwerp van een zin beschrijven.

Voorbeeld: Mijn arts is uitstekend, in tegenstelling tot difficults boeken, wat niet klopt

Bijvoeglijke naamwoorden worden geplaatst vóór Noun

Voorbeeld: een prachtig boek; zeer interessante mensen

Notitie: Plaats geen bijvoeglijk naamwoord na het zelfstandig naamwoord

Voorbeeld: een appel rood