Een bijvoeglijk naamwoord beschrijft hoe iets 'is'. Om deze reden gebruiken we vaak het werkwoord 'zijn' wanneer we bijvoeglijke naamwoorden gebruiken. Bijvoeglijke naamwoorden worden gebruikt om zelfstandige naamwoorden te beschrijven. Er zijn twee soorten zinnen die we gebruiken met bijvoeglijke naamwoorden, die hieronder worden beschreven.
Voorbeeld:
Tom is verlegen.
Alice is blij.
Voorbeeld:
Dat is een groot gebouw!
Peter heeft een snelle auto.
Het bijvoeglijk naamwoord is altijd onveranderlijk.
Voorbeeld: prachtige bomen, ze zijn gelukkig
Let op deze belangrijke regels die u moet volgen bij het gebruik van dit zinspatroon.
Voorbeeld: Mijn arts is uitstekend, in tegenstelling tot difficults boeken, wat niet klopt
Voorbeeld: een prachtig boek; zeer interessante mensen
Notitie: Plaats geen bijvoeglijk naamwoord na het zelfstandig naamwoord
Voorbeeld: een appel rood