Wanneer je absolute beginners begint te onderwijzen, is het belangrijk om gebaren, wijzen en wat vaak "modelleren" wordt genoemd, te gebruiken. Je kunt beginnen met het onderwijzen van voornaamwoorden en tegelijkertijd het werkwoord 'zijn' introduceren met deze eenvoudige oefening.
Leraar: Hallo, ik ben Ken. (Wijs naar jezelf)
Leraar: Hallo, ik ben Ken. (Herhaal met nadruk elk woord)
Leraar: (Wijs naar elke student en laat ze herhalen: 'Ik ben ...')
Leraar: Ik ben Ken. Hij (benadruk 'hij') is ... (Wijs naar een student)
Student (s): Paolo (Student (en) geven de naam van die student)
Leraar: Ik ben Ken. (Wijs opnieuw naar de student en draai vervolgens je vinger in de lucht om 'iedereen' aan te geven)
Student (s): Hij is Paolo.
Leraar: Ik ben Ken. Zij (benadruk 'zij') is ... (Wijs naar een student)
Student (s): Zij is Illana. (Als studenten een fout maken en 'hij' zeggen in plaats van 'zij', wijs dan naar je oor en herhaal de zin waarin 'zij' wordt benadrukt)
Leraar: (Richt op verschillende studenten en herhaal dit een aantal keren)
Leraar: Ik ben Ken. Is hij Ken? Nee, hij is Paolo. (Gebruik hier modellering - stel jezelf de vragen)
Leraar: Is hij Paolo? Ja, hij is Paolo.
Leraar: Is hij Greg? (Wijs verschillende studenten aan met een ja of nee antwoord)
Student (s): Ja, hij is Paolo, nee, zij is Jennifer, enz.