De 'beroep op dwang'-misvatting is een retorische misvatting die afhankelijk is van geweld of intimidatie (schriktactieken) om een publiek te overtuigen een voorstel te accepteren of een bepaalde manier van handelen te volgen.
In het Latijn wordt het beroep op dwaling genoemd argumentum ad baculum, of, letterlijk, "argument tegen de knuppel." Het wordt ook wel de 'beroep op angst' misvatting genoemd. In wezen doet het argument een beroep op de mogelijkheid van ongewenste, negatieve gevolgen die vaak - hoewel niet altijd - verbonden zijn aan een soort van beangstigende of gewelddadige uitkomst die luisteraars willen vermijden.
In argumenten die deze misvatting gebruiken, is de logica niet correct, noch is het de enige basis van het argument. In plaats daarvan wordt een beroep gedaan op negatieve emoties en mogelijkheden die niet zijn bewezen. Angst en logica worden in het argument met elkaar verbonden.
De misvatting ontstaat wanneer een negatief gevolg wordt aangenomen zonder definitief bewijs; in plaats daarvan wordt een beroep gedaan op de mogelijkheid van het gevolg en wordt een valse of overdreven veronderstelling gemaakt. Dit misleidende argument kan worden gemaakt of de persoon die het argument gebruikt wel of niet zijn eigen argument onderschrijft.
Denk bijvoorbeeld aan twee facties in oorlog. De leider van Faction A stuurt een bericht naar hun tegenpartij in Faction B en vraagt een parlay om de mogelijkheid te bespreken om over vrede te onderhandelen. Tijdens de oorlog tot nu toe heeft Faction A gevangenen van Faction B redelijk goed behandeld. Leader B vertelt hun bevelvoerder echter dat ze Leader A niet mogen ontmoeten omdat factie A zich zal omdraaien en hen allemaal brutaal zal doden.
Hier is het bewijs dat factie A zich eervol gedraagt en de voorwaarden van de tijdelijke wapenstilstand niet zou overtreden, maar leider B brengt dit in diskrediet omdat hij bang is gedood te worden. In plaats daarvan doet hij een beroep op die gedeelde angst om de rest van factie B ervan te overtuigen dat hij gelijk heeft, ondanks het feit dat zijn overtuiging en het huidige bewijsmateriaal in strijd zijn met elkaar.
Er is echter een niet-misleidende variatie van dit argument. Laten we zeggen dat persoon X, die lid is van groep Y, onder een onderdrukkend regime leeft. X weet dat, als het regime ontdekt dat ze lid zijn van Groep Y, ze ter dood zullen worden gebracht. X wil leven. Daarom zal X beweren geen lid te zijn van Groep Y. Dit is geen misleidende conclusie, omdat er alleen staat dat X beweren om geen deel uit te maken van Y, niet dat X geen deel uitmaakt van Y.