Inzicht in de Achaeërs die worden genoemd in Homer's Epics

In de epische gedichten van Homerus, de Ilias en Odyssee, de dichter gebruikt veel verschillende termen om te verwijzen naar de vele verschillende groepen Grieken die tegen de Trojanen vochten. Veel andere toneelschrijvers en historici deden hetzelfde. Een van de meest gebruikte was "Achaean", zowel om te verwijzen naar de Griekse strijdkrachten als geheel en specifiek naar mensen uit de regio van Achilles 'geboorteland of Myceens, de volgelingen van Agamemnon. De Trojaanse koningin Hecuba bijvoorbeeld betreurt haar lot in de tragedie van Euripides Hercules wanneer een heraut haar vertelt dat "de twee zonen van Atreus en het Achaïsche volk" Troje naderen.

De oorsprong van Achaean

Mythologisch komt de term "Achaean" voort uit een familie waarvan de meeste Griekse stammen afstammen. Zijn naam? Achaeus! In zijn spel Ion, Euripides schrijft dat "een volk dat naar hem [Achaeus] wordt genoemd, zijn naam zal dragen." Achaeus 'broers Hellen, Dorus en Ion zouden ook grote zwaden van Grieken hebben verwekt.

Archeologen die de Trojaanse oorlog echt wilden bewijzen, citeren ook de overeenkomst tussen het woord 'Achaean' en het Hettitische woord 'Ahhiyawa', dat archeologisch werd bevestigd in een aantal Hettitische teksten. Het volk van Ahhiyawa, dat klinkt als 'Achaea', leefde in West-Turkije, zoals veel Grieken later deden. Er was zelfs een opgenomen conflict tussen de jongens uit Ahhiyawa en de mensen in Anatolië: misschien de echte Trojaanse oorlog?

bronnen

  • "Achaeans" The Concise Oxford Dictionary of Archaeology. Timothy Darvill. Oxford University Press, 2008.
  • "Achaea" De beknopte Oxford-aanvulling op de klassieke literatuur. Ed. M.C. Howatson en Ian Chilvers. Oxford University Press, 1996.
  • "De Achaeërs"
    William K. Prentice
    American Journal of Archaeology, Vol. 33, nr. 2 (april - juni 1929), pp. 206-218
  • "Ahhiyawa en Troy: A Case of Mistaken Identity?"
    T. R. Bryce
    Historia: Zeitschrift für Alte Geschichte, Vol. 26, nr. 1 (1e Qtr., 1977), pp. 24-32