Het gedrag van de Romeinse dictators - of Magister populi Praetor Maximus - veranderde in de loop van de tijd en veranderde uiteindelijk in de meedogenloze, moordende staatshoofden waar we nu aan denken (bijv. Sulla), maar dat is niet hoe ze begonnen. De eerste van de Romeinse dictators was T. Lartius in 499 v.Chr. Zijn meester van het paard was Sp. Cassius.
Nadat de Romeinen hun koningen hadden verdreven, waren ze zich goed bewust van de problemen om een enkele man absolute macht voor het leven te laten houden, dus maakten ze een gesplitste afspraak met een vaste tijdsperiode, een jaar. De gesplitste afspraak was voor het consulaat. Omdat consuls elkaar konden opheffen, was het niet het meest efficiënte type regeringsleiderschap toen Rome in een crisis verkeerde door oorlog, dus ontwikkelden de Romeinen een zeer tijdelijke positie die absolute macht had in gevallen van nationale noodsituaties.
Romeinse dictators - de door de Senaat benoemde mannen die deze speciale positie bekleedden - dienden 6 maanden per keer of korter, als de noodsituatie minder tijd kostte, zonder co-dictator, maar in plaats daarvan een ondergeschikte meester van het paard (magister equitum). In tegenstelling tot de consuls hoefden Romeinse dictators aan het einde van hun ambtstermijn niet bang te zijn voor vergelding, dus konden ze doen wat ze wilden, wat hopelijk in het beste belang van Rome was. Romeinse dictators hadden imperium, zoals de consuls, en hun lictores droegen fasces met bijlen aan weerszijden van de stadsmuren, in plaats van de gebruikelijke fasces zonder bijlen in de stad van Rome's pomoerium. UNRV merkt op dat er 12 Sulictors waren voor dictators vóór Sulla en 24 vanaf zijn dag.
Bron
H.G. Liddell's Een geschiedenis van Rome vanaf de vroegste tijden tot de oprichting van het rijk