Salutatio is een Latijns woord waarvan het woord aanhef komt. Een aanhef is een veel voorkomende begroeting die overal ter wereld wordt gebruikt. Het wordt vaak gebruikt om erkenning van iemands aankomst of vertrek uit te drukken. Aanhef wordt gebruikt in tal van culturen over de hele wereld.
In het oude Rome was een Salutatio de formele ochtendgroet van de Romeinse beschermheer door zijn klanten.
De salutatio vond elke ochtend plaats in de Romeinse Republiek. Het werd beschouwd als een van de centrale aspecten van het begin van de dag. Het ochtendritueel werd dagelijks herhaald in de Republiek en het rijk, en was een fundamenteel onderdeel van Romeinse interacties tussen burgers van verschillende status. Het werd gebruikt als een teken van respect van de klanten naar de klant. De salutatio ging maar één kant op, omdat de klanten de patroon begroetten, maar de patroon zou de klanten niet terug ontvangen.
Een groot deel van de traditionele beurs over de salutatio in het oude Rome heeft de relatie tussen de aanhef en de aanhef in wezen geïnterpreteerd als een systeem van sociale berusting. In dit systeem kon de salutatee een aanzienlijk maatschappelijk aanzien opbouwen en de salutator was slechts een bescheiden cliënt of sociaal inferieur.
In de oude Romeinse cultuur konden Romeinen zowel beschermheren als klanten zijn. Destijds bleek deze sociale stratificatie voor beide partijen voordelig.
Het aantal klanten en soms de status van klanten verleende aanzien aan de beschermheer. De cliënt was zijn stem verschuldigd aan de beschermheer. De beschermheer beschermde de cliënt en zijn gezin, gaf juridisch advies en hielp de cliënten financieel of op andere manieren.
Een beschermheer zou een eigen beschermheer kunnen hebben; daarom kon een klant zijn eigen klanten hebben, maar toen twee Romeinen met een hoge status een relatie van wederzijds voordeel hadden, zouden ze waarschijnlijk het label kiezen amicus ('vriend') om de relatie sindsdien te beschrijven amicus impliceerde geen stratificatie.
Toen slaven werden gemanipuleerd, werden de liberti ('freedmen') automatisch klanten van hun voormalige eigenaars en waren ze verplicht om voor hen te werken in een bepaalde hoedanigheid.
Er was ook beschermheerschap in de kunst, waar een beschermheer de middelen bood om de kunstenaar in staat te stellen comfortabel te creëren. Het kunstwerk of boek zou aan de beschermheer worden opgedragen.
wordt meestal gebruikt voor niet-Romeinse heersers die Romeins patronaat genoten, maar niet als gelijken werden behandeld. Romeinen noemden zulke heersers rex sociusque et amicus 'koning, bondgenoot en vriend' toen de Senaat hen formeel herkende. Braund benadrukt dat er weinig autoriteit is voor de eigenlijke term 'client king'.
Client-koningen hoefden geen belasting te betalen, maar er werd wel verwacht dat ze voor militaire mankracht zouden zorgen. De cliëntkoningen verwachtten dat Rome hen zou helpen hun territorium te verdedigen. Soms lieten client-koningen hun territorium na aan Rome.