Een vervalser is een chemische stof die fungeert als een verontreiniging in combinatie met andere stoffen.
Vervalsers worden aan pure stoffen toegevoegd om de hoeveelheid te vergroten en tegelijkertijd de kwaliteit te verminderen.
Wanneer water aan alcohol wordt toegevoegd, is het water een vervalser.
In de voedingsmiddelen- en geneesmiddelenindustrie zijn nog veel meer voorbeelden van vervalsers te vinden. Wanneer snijmiddelen aan geneesmiddelen worden toegevoegd om hun kosten te verlagen, worden de toegevoegde stoffen beschouwd als vervalsers. Melamine is toegevoegd aan melk en andere eiwithoudende voedingsmiddelen om het gehalte aan ruw eiwit te verhogen, vaak met een risico op ziekte of overlijden. High fructose glucosestroop wordt toegevoegd om honing te vervalsen. Het injecteren van water of pekel in vlees verhoogt het gewicht en is een vervalser. Diethyleenglycol is een gevaarlijk additief dat in sommige zoete wijnen voorkomt.
Een additief is een ingrediënt dat aan een product wordt toegevoegd voor een specifiek doel (niet om de kwaliteit te verminderen). In sommige gevallen is het moeilijk om een additief en vervalser uit elkaar te houden. Witlof werd bijvoorbeeld eerst aan koffie toegevoegd om het uit te breiden (een vervalser), maar kan nu worden toegevoegd om een speciale smaak (een additief) te geven. Krijt kan aan broodmeel worden toegevoegd om de kosten te verlagen (een vervalser), maar het wordt vaak gebruikt als additief voor het maken van brood omdat het het calciumgehalte en de witheid verhoogt.
Gewoonlijk wordt een additief vermeld als ingrediënt, terwijl een vervalser dat niet is. Er zijn uitzonderingen. Het toevoegen van water aan vlees om het gewicht (en dus de winst van de fabrikant) te verhogen, staat bijvoorbeeld op het etiket, maar biedt de consument geen voordeel.