Een mengsel krijg je als je twee stoffen zo combineert dat er geen chemische reactie optreedt tussen de componenten en je ze weer kunt scheiden. In een mengsel behoudt elke component zijn eigen chemische identiteit. Meestal combineert mechanisch mengen componenten van een mengsel, hoewel andere processen een mengsel kunnen produceren (bijv. Diffusie, osmose).
Technisch gezien wordt de term "mengsel" misbruikt wanneer een recept u vraagt om bijvoorbeeld bloem en eieren te mengen. Er treedt wel een chemische reactie op tussen die kookbestanddelen. Je kunt het niet ongedaan maken. Het mengen van droge ingrediënten, zoals bloem, zout en suiker, levert echter een echt mengsel op.
Hoewel de componenten van een mengsel ongewijzigd zijn, kan een mengsel andere fysische eigenschappen hebben dan een van de componenten. Als u bijvoorbeeld alcohol en water combineert, heeft het mengsel een ander smeltpunt en kookpunt dan beide componenten.
Mengsels kunnen worden gecategoriseerd als homogeen of heterogeen.
Een homogeen mengsel heeft een uniforme samenstelling die niet gemakkelijk scheidt. Elk deel van een homogeen mengsel heeft dezelfde eigenschappen. In een homogeen mengsel is er typisch een opgeloste stof en een oplosmiddel, en de resulterende stof bestaat uit een enkele fase. Voorbeelden van homogene mengsels omvatten lucht en zoutoplossing. Een homogeen mengsel kan een willekeurig aantal componenten bevatten. Terwijl een zoutoplossing eenvoudig zout (de opgeloste stof) is opgelost in water (het oplosmiddel), bevat lucht veel gassen. De opgeloste stoffen in lucht omvatten zuurstof, kooldioxide en waterdamp. Het oplosmiddel in de lucht is stikstof. Typisch is de deeltjesgrootte van de opgeloste stof in een homogeen mengsel klein.
Een heterogeen mengsel vertoont daarentegen geen uniforme eigenschappen. Het is vaak mogelijk om de deeltjes in het mengsel te zien en van elkaar te scheiden. Voorbeelden van heterogene mengsels zijn een natte spons, zand, grind, trailmix en krijt gesuspendeerd in water.
Tot op zekere hoogte is het een kwestie van schaal of een mengsel als homogeen of heterogeen wordt geclassificeerd. Mist kan bijvoorbeeld homogeen lijken wanneer het op grote schaal wordt bekeken, maar als het wordt vergroot, zal de concentratie van water niet uniform zijn van het ene gebied naar het andere. Evenzo worden sommige mengsels die op een normale schaal heterogeen zijn op grotere schaal homogener. Zand is heterogeen als je het in de palm van je hand onderzoekt, maar lijkt homogeen als je een heel strand bekijkt. Bijna elk mengsel, gezien op moleculaire schaal, is heterogeen. Wiskunde wordt toegepast om te bepalen of een mengsel homogeen of heterogeen is. Als er geen statistische variatie tussen eigenschappen wordt waargenomen, moet een mengsel als homogeen worden behandeld.