Diffusie, ook bekend als culturele diffusie, is een sociaal proces waardoor elementen van cultuur zich verspreiden van de ene samenleving of sociale groep naar de andere, wat betekent dat het in wezen een proces van sociale verandering is. Het is ook het proces waardoor innovaties worden geïntroduceerd in een organisatie of sociale groep, ook wel de verspreiding van innovaties genoemd. Dingen die via verspreiding worden verspreid, omvatten ideeën, waarden, concepten, kennis, praktijken, gedrag, materialen en symbolen.
Sociologen en antropologen geloven dat culturele diffusie de primaire manier is waarop moderne samenlevingen de culturen ontwikkelen die ze tegenwoordig hebben. Verder merken ze op dat het diffusieproces verschilt van elementen uit een vreemde cultuur die in een samenleving worden gedwongen, zoals werd gedaan door kolonisatie.
De studie van culturele verspreiding werd geïntroduceerd door antropologen die probeerden te begrijpen hoe het was dat dezelfde of soortgelijke culturele elementen aanwezig konden zijn in tal van samenlevingen over de hele wereld lang voor de komst van communicatie-instrumenten. Edward Tylor, een Britse antropoloog die in het midden van de negentiende eeuw schreef, stelde de theorie van culturele diffusie als een alternatief voor het gebruiken van de theorie van culturele evolutie om culturele overeenkomsten te verklaren. In navolging van Tylor ontwikkelde de Duits-Amerikaanse antropoloog Franz Boas een theorie van culturele diffusie om uit te leggen hoe het proces werkt op gebieden die dicht bij elkaar liggen, geografisch gezien.
Deze wetenschappers merkten op dat culturele diffusie optreedt wanneer samenlevingen met verschillende manieren van leven met elkaar in contact komen en dat naarmate ze meer en meer met elkaar omgaan, de snelheid van culturele diffusie tussen hen toeneemt.
In het begin van de 20e eeuw waren Amerikaanse sociologen Robert E. Park, Ernest Burgess en de Canadese socioloog Roderick Duncan McKenzie lid van de Chicago School of sociology, wetenschappers in de jaren 1920 en 1930 die stedelijke culturen in Chicago bestudeerden en toepassen wat ze elders hadden geleerd. In hun nu-klassieke werk "The City", gepubliceerd in 1925, bestudeerden ze culturele diffusie vanuit het standpunt van sociale psychologie, wat betekende dat ze zich concentreerden op de motivaties en sociale mechanismen die diffusie mogelijk maken.
Er zijn veel verschillende theorieën over culturele diffusie die door antropologen en sociologen worden aangeboden, maar de elementen die ze gemeen hebben en die als algemene principes van culturele diffusie kunnen worden beschouwd, zijn de volgende.
Sommige sociologen hebben bijzondere aandacht besteed aan hoe de diffusie van innovaties binnen een sociaal systeem of sociale organisatie plaatsvindt, in tegenstelling tot culturele diffusie tussen verschillende groepen. In 1962 schreef socioloog en communicatietheoreticus Everett Rogers een boek getiteld "Diffusion of Innovations", dat de theoretische basis legde voor de studie van dit proces.
Volgens Rogers zijn er vier sleutelvariabelen die het proces beïnvloeden hoe een innovatief idee, concept, praktijk of technologie wordt verspreid via een sociaal systeem.
Deze zullen samenwerken om de snelheid en schaal van diffusie te bepalen, en of de innovatie met succes wordt toegepast.
Het diffusieproces verloopt volgens Rogers in vijf stappen:
Rogers merkte op dat gedurende het hele proces de sociale invloed van bepaalde personen een belangrijke rol kan spelen bij het bepalen van de uitkomst. Mede hierdoor is de studie van de diffusie van innovaties interessant voor mensen op het gebied van marketing.
Bijgewerkt door Nicki Lisa Cole, Ph.D.