De belangrijkste theoretische perspectieven van sociologie

Een theoretisch perspectief is een reeks aannames over de realiteit die de vragen die we stellen en het soort antwoorden dat we als resultaat krijgen, bepalen. In die zin kan een theoretisch perspectief worden opgevat als een lens waardoor we kijken, die dienen om te focussen of te vervormen wat we zien. Het kan ook worden gezien als een kader, dat dient om bepaalde dingen zowel naar onze mening toe te voegen als uit te sluiten. Het veld van de sociologie zelf is een theoretisch perspectief gebaseerd op de veronderstelling dat sociale systemen zoals de samenleving en het gezin daadwerkelijk bestaan, dat cultuur, sociale structuur, statussen en rollen echt zijn.

Een theoretisch perspectief is belangrijk voor onderzoek omdat het dient om onze gedachten en ideeën te ordenen en aan anderen duidelijk te maken. Vaak gebruiken sociologen meerdere theoretische perspectieven tegelijkertijd bij het opstellen van onderzoeksvragen, het ontwerpen en uitvoeren van onderzoek en het analyseren van hun resultaten.

We zullen enkele van de belangrijkste theoretische perspectieven binnen de sociologie bespreken, maar lezers moeten niet vergeten dat er vele andere zijn.

Macro versus micro

Er is een belangrijke theoretische en praktische scheiding binnen het veld van de sociologie, en dat is de scheiding tussen macro- en microbenaderingen om de samenleving te bestuderen. Hoewel ze vaak worden gezien als concurrerende perspectieven - met macro gericht op het grote geheel van sociale structuur, patronen en trends, en micro-gericht op de details van individuele ervaringen en het dagelijks leven - zijn ze eigenlijk complementair en wederzijds afhankelijk.

Het functionalistische perspectief

Het functionalistische perspectief, ook wel functionalisme genoemd, komt voort uit het werk van de Franse socioloog Émile Durkheim, een van de grondleggers van de sociologie. Durkheim was geïnteresseerd in hoe sociale orde mogelijk zou kunnen zijn en hoe de samenleving stabiliteit handhaaft. Zijn geschriften over dit onderwerp werden gezien als de essentie van het functionalistische perspectief, maar anderen droegen hieraan bij en verfijnden het, waaronder Herbert Spencer, Talcott Parsons en Robert K. Merton. Het functionalistische perspectief werkt op macro-theoretisch niveau.

Het interactiek perspectief

Het interactionistische perspectief is ontwikkeld door de Amerikaanse socioloog George Herbert Mead. Het is een micro-theoretische benadering die zich richt op het begrijpen hoe betekenis wordt gegenereerd door processen van sociale interactie. Dit perspectief veronderstelt dat betekenis is afgeleid van dagelijkse sociale interactie en dus een sociaal construct is. Een ander prominent theoretisch perspectief, dat van symbolische interactie, werd ontwikkeld door een andere Amerikaan, Herbert Blumer, vanuit het interactionistische paradigma. Deze theorie, waarover u hier meer kunt lezen, richt zich op hoe we als symbolen, zoals kleding, met elkaar communiceren; hoe we een coherent zelf creëren, behouden en presenteren aan de mensen om ons heen, en hoe we door sociale interactie een bepaald begrip van de samenleving creëren en behouden en wat er binnenin gebeurt.

Het conflictperspectief

Het conflictperspectief is afgeleid van het schrijven van Karl Marx en gaat ervan uit dat conflicten ontstaan ​​wanneer middelen, status en macht ongelijk verdeeld zijn over groepen in de samenleving. Volgens deze theorie zorgen conflicten die ontstaan ​​door ongelijkheid voor sociale verandering. Vanuit het conflictperspectief kan macht de vorm aannemen van controle over materiële hulpbronnen en rijkdom, van politiek en de instellingen die de samenleving vormen, en kan worden gemeten als een functie van iemands sociale status ten opzichte van anderen (zoals bij ras, klasse en geslacht, onder andere). Andere sociologen en geleerden die bij dit perspectief horen, zijn Antonio Gramsci, C. Wright Mills en de leden van de Frankfurt School, die kritische theorie ontwikkelden.