Carl Gustav Jung (26 juli 1875 - 6 juni 1961) was een invloedrijke psycholoog die het veld van de analytische psychologie vestigde. Jung staat bekend om zijn theorie over het menselijke onbewuste, inclusief het idee dat er een collectief onbewust is dat alle mensen delen. Hij ontwikkelde ook een soort psychotherapie genaamd analytische therapie-dat hielp mensen hun onbewuste geest beter te begrijpen. Bovendien staat Jung bekend om zijn theorievorming over hoe persoonlijkheidstypes, zoals introversie en extraversie, ons gedrag vormen.
Jung werd geboren in 1875 in Kesswil, Zwitserland. Jung was de zoon van een predikant, en zelfs vanaf jonge leeftijd toonde hij interesse om zijn innerlijke mentale leven te proberen te begrijpen. Hij studeerde geneeskunde aan de Universiteit van Basel, waar hij in 1900 afstudeerde; hij studeerde vervolgens psychiatrie aan de Universiteit van Zürich. In 1903 trouwde hij met Emma Rauschenbach. Ze waren getrouwd tot Emma stierf in 1955.
Aan de Universiteit van Zürich studeerde Jung bij psychiater Eugen Bleuler, die bekend stond om zijn studie schizofrenie. Jung schreef een proefschrift over occulte verschijnselen, gericht op een persoon die beweerde een medium te zijn. Hij woonde de seances bij die ze hield als onderdeel van zijn proefschriftonderzoek. Van 1905 tot 1913 was Jung lid van de faculteit van de Universiteit van Zürich. Jung was ook mede-oprichter van de International Psychoanalytic Society in 1911.
In de vroege jaren 1900 werd Sigmund Freud een vriend en mentor voor Jung. Zowel Jung als Freud deelden een interesse in het proberen begrijpen van de onbewuste krachten die het gedrag van mensen beïnvloeden. Freud en Jung waren het echter niet eens over verschillende aspecten van de psychologische theorie. Terwijl Freud geloofde dat het onbewuste bestond uit verlangens die mensen hebben onderdrukt, vooral seksuele verlangens, geloofde Jung dat er naast seksualiteit andere belangrijke motivatoren voor menselijk gedrag zijn. Bovendien was Jung het niet eens met Freud's idee van het Oedipus-complex.
Jung ontwikkelde vervolgens zijn eigen theorieën, bekend als de Jungiaanse of analytische psychologie. In 1912 publiceerde Jung een invloedrijk boek in de psychologie, Psychologie van het onbewuste, die afwijkde van Freud's opvattingen. In 1913 hadden Freud en Jung een ruzie gehad.
In de theorie van Jung zijn er drie niveaus van bewustzijn: de bewuste geest, de persoonlijk onbewust, en de collectief onbewust. De bewuste geest verwijst naar alle gebeurtenissen en herinneringen waarvan we ons bewust zijn. De persoonlijk onbewust verwijst naar gebeurtenissen en ervaringen uit ons eigen verleden waarvan we ons niet volledig bewust zijn.
De collectief onbewust verwijst naar symbolen en culturele kennis die we misschien niet uit de eerste hand hebben meegemaakt, maar die ons nog steeds beïnvloeden. Het collectieve onbewuste bestaat uit archetypes, die Jung definieerde als 'oude of archaïsche beelden die voortkomen uit het collectieve onbewuste'. Met andere woorden, archetypen zijn belangrijke concepten, symbolen en beelden in de menselijke cultuur. Jung gebruikte mannelijkheid, vrouwelijkheid en moeders als voorbeelden van archetypen. Hoewel we ons meestal niet bewust zijn van het collectieve onbewuste, geloofde Jung dat we ons hiervan bewust konden worden, vooral door te proberen onze dromen te onthouden, die vaak elementen van het collectieve onbewuste bevatten..
Jung zag deze archetypen als menselijke universums waarmee we allemaal worden geboren. Het idee dat we archetypen kunnen erven is echter bekritiseerd, waarbij sommige critici erop wijzen dat het misschien niet mogelijk is om wetenschappelijk te testen of deze archetypen inderdaad echt aangeboren zijn.
In 1921, het boek van Jung Psychologische typen werd gepubliceerd. Dit boek introduceerde verschillende persoonlijkheidstypes, waaronder introverten en extraverten. Extraverte mensen zijn vaak extravert, hebben grote sociale netwerken, genieten aandacht van anderen en genieten ervan deel uit te maken van grote groepen. Introverte mensen hebben ook goede vrienden waar ze veel om geven, maar ze hebben meestal meer tijd alleen nodig en kunnen langzamer zijn om hun ware zelf te laten zien aan nieuwe mensen.
Naast introversie en extraversie introduceerde Jung ook verschillende andere persoonlijkheidstypes, waaronder voelen en intuïtie, evenals denken en voelen. Elk persoonlijkheidstype komt overeen met de verschillende manieren waarop mensen de wereld om hen heen benaderen. Belangrijk is echter dat Jung ook geloofde dat mensen in staat zijn te handelen op een manier die consistent is met een ander persoonlijkheidstype dan hun eigen dominante type. Jung geloofde bijvoorbeeld dat een introvert een sociaal evenement kon bijwonen dat ze normaal gesproken overslaan. Belangrijker nog, Jung zag dit als een manier voor mensen om te groeien en te bereiken individuation.
In Jungiaanse therapie, ook wel genoemd analytische therapie, therapeuten werken met cliënten om te proberen het onbewuste te begrijpen en hoe dit hen kan beïnvloeden. Jungiaanse therapie probeert de hoofdoorzaak van de problemen van een cliënt aan te pakken, in plaats van alleen de symptomen of gedragingen aan te pakken die de cliënt dwarszitten. Jungiaanse therapeuten kunnen hun cliënten vragen om een dagboek bij te houden van hun dromen, of om woordassociatietests te voltooien, om het onbewuste van hun cliënt beter te begrijpen.
In deze therapie is het doel om het onbewuste beter te begrijpen en hoe dit ons gedrag beïnvloedt. Jungiaanse psychologen erkennen dat dit proces van het begrijpen van het onbewuste misschien niet altijd aangenaam is, maar Jung geloofde dat dit proces van het begrijpen van het onbewuste een noodzakelijke was.
Het doel van Jungiaanse therapie is om te bereiken wat Jung noemde individuation. Individuatie verwijst naar het proces van integratie van alle ervaringen uit het verleden - goed en slecht - om een gezond, stabiel leven te leiden. Individuatie is een langetermijndoelstelling en bij Jungiaanse therapie gaat het er niet om cliënten te helpen een "snelle oplossing" voor hun problemen te vinden. In plaats daarvan richten Jungiaanse therapeuten zich op het aanpakken van de diepere oorzaken van problemen, waardoor klanten een beter inzicht krijgen in wie ze zijn en mensen helpen een zinvoller leven te leiden.
In 1913 begon Jung een boek te schrijven over zijn eigen persoonlijke ervaring in het proberen begrijpen van zijn onbewuste geest. In de loop van de jaren registreerde hij visioenen die hij had, vergezeld van tekeningen. Het eindresultaat was een dagboekachtige tekst met een mythologisch perspectief dat niet in Jungs leven was gepubliceerd. In 2009 ontving professor Sonu Shamdasani toestemming van de familie van Jung om de tekst als te publiceren Het rode boek. Naast zijn collega Aniela Jaffé schreef Jung ook over zijn eigen leven in Herinneringen, dromen, reflecties, die hij begon te schrijven in 1957 en werd gepubliceerd in 1961.