Bossen zijn habitats waarin de bomen de dominante vorm van vegetatie zijn. Ze komen voor in veel regio's en klimaten over de hele wereld - de tropische regenwouden van het Amazonebekken, de gematigde bossen van Oost-Noord-Amerika en de boreale bossen van Noord-Europa zijn slechts enkele voorbeelden.
Soort Samenstelling
De soortensamenstelling van een bos is vaak uniek voor dat bos, waarbij sommige bossen uit vele honderden soorten bomen bestaan, terwijl andere uit slechts een handvol soorten bestaan. Bossen veranderen voortdurend en doorlopen een reeks opeenvolgende stadia waarin de soortensamenstelling in het bos verandert.
Het kan dus moeilijk zijn om algemene uitspraken te doen over boshabitats. Maar ondanks de variabiliteit van de bossen van onze planeet, zijn er enkele fundamentele structurele kenmerken die veel bossen kenmerken delen die ons kunnen helpen om zowel bossen als de dieren en dieren die ze bewonen beter te begrijpen..
De lagen van een bos
Rijpe bossen hebben vaak verschillende verticale lagen. Waaronder:
Bosbodemlaag: De bosbodem is vaak bedekt met rottende bladeren, twijgen, omgevallen bomen, dierenmest, mos en ander afval. Op de bosbodem vindt recycling plaats, schimmels, insecten, bacteriën en regenwormen behoren tot de vele organismen die afvalstoffen afbreken en gereed maken voor hergebruik en recycling in het hele bos..
Kruiden laag: De kruidlaag van het bos wordt gedomineerd door kruidachtige (of zachtstammige) planten zoals grassen, varens, wilde bloemen en andere bodembedekkers. Vegetatie in de kruidlaag krijgt vaak weinig licht en in bossen met dikke luifels zijn schaduwtolerante soorten overheersend in de kruidlaag.
Struiklaag: De struiklaag wordt gekenmerkt door houtachtige vegetatie die relatief dicht bij de grond groeit. Struiken en braamstruiken groeien waar voldoende licht door het bladerdak komt om struikgroei te ondersteunen.
Onderliggende laag: Het understory van een bos bestaat uit onrijpe bomen en kleine bomen die korter zijn dan het hoofdluifelniveau van de boom. Understory-bomen bieden onderdak aan een breed scala aan dieren. Wanneer er gaten in de overkapping ontstaan, profiteren vaak ondersteboven bomen van de opening en groeien ze om de overkapping in te vullen.
Luifel laag: Het bladerdak is de laag waar de kronen van de meeste bomen in het bos samenkomen en een dikke laag vormen.
Opkomende laag: Emergents zijn bomen waarvan de kronen boven de rest van het bladerdak uitkomen.
Mozaïek van habitats
Deze verschillende lagen bieden een mozaïek van habitats en stellen dieren en dieren in staat zich te nestelen in verschillende leefgebieden binnen de algehele structuur van een bos. Verschillende soorten gebruiken de verschillende structurele aspecten van het bos op hun eigen unieke manieren. Soorten kunnen overlappende lagen in een bos innemen, maar het gebruik van die lagen kan op verschillende tijdstippen van de dag voorkomen, zodat ze niet met elkaar concurreren.