Kationen en anionen zijn beide ionen. Het verschil tussen een kation en een anion is de netto elektrische lading van het ion.
Ionen zijn atomen of moleculen die een of meer valentie-elektronen hebben gewonnen of verloren, waardoor het ion een netto positieve of negatieve lading krijgt. Als de chemische soort meer protonen heeft dan elektronen, draagt het een netto positieve lading. Als er meer elektronen zijn dan protonen, heeft de soort een negatieve lading. Het aantal neutronen bepaalt de isotoop van een element maar heeft geen invloed op de elektrische lading.
Kationen zijn ionen met een netto positieve lading.
Kation voorbeelden:
Anionen zijn ionen met een netto negatieve lading.
Anion Voorbeelden:
Omdat ze tegengestelde elektrische ladingen hebben, worden kationen en anionen tot elkaar aangetrokken. Kationen stoten andere kationen af en anionen stoten andere anionen af.
Soms kun je voorspellen of een atoom een kation of een anion zal vormen op basis van zijn positie op het periodiek systeem. Alkalimetalen en aardalkalimetalen vormen altijd kationen. Halogenen vormen altijd anionen. De meeste andere niet-metalen vormen typisch anionen (bijvoorbeeld zuurstof, stikstof, zwavel), terwijl de meeste metalen kationen vormen (bijvoorbeeld ijzer, goud, kwik).
Bij het schrijven van de formule van een verbinding wordt het kation vóór het anion vermeld. In NaCl fungeert bijvoorbeeld het natriumatoom als het kation, terwijl het chlooratoom fungeert als het anion.
Bij het schrijven van kation- of anion-symbolen worden de elementensymbolen eerst vermeld. De lading is geschreven als een superscript volgens de chemische formule.