Sociaal constructionisme is de theorie dat mensen kennis van de wereld ontwikkelen in een sociale context, en dat veel van wat we waarnemen als realiteit afhankelijk is van gedeelde veronderstellingen. Vanuit een sociaal-constructief perspectief zijn veel dingen die we als vanzelfsprekend beschouwen en geloven dat objectieve realiteit feitelijk sociaal geconstrueerd is, en dus kunnen veranderen als de samenleving verandert.
De theorie van sociaal constructionisme werd geïntroduceerd in het boek van 1966 De sociale constructie van de realiteit, door sociologen Peter L. Berger en Thomas Luckman. De ideeën van Berger en Luckman werden geïnspireerd door een aantal denkers, waaronder Karl Marx, Emile Durkheim en George Herbert Mead. In het bijzonder was de symbolische theorie van Mead, die suggereert dat sociale interactie verantwoordelijk is voor de constructie van identiteit, zeer invloedrijk.
Aan het einde van de jaren zestig kwamen drie afzonderlijke intellectuele bewegingen samen om de basis te vormen voor sociaal constructionisme. De eerste was een ideologische beweging die sociale realiteiten in twijfel trok en de politieke agenda achter dergelijke realiteiten onder de aandacht bracht. De tweede was een literaire / retorische drang om taal te deconstrueren en de manier waarop het onze kennis van de werkelijkheid beïnvloedt. En de derde was een kritiek op de wetenschappelijke praktijk, geleid door Thomas Kuhn, die betoogde dat wetenschappelijke bevindingen worden beïnvloed door en dus representatief zijn voor de specifieke gemeenschappen waar ze worden geproduceerd in plaats van objectieve realiteit.
De theorie van sociaal constructionisme beweert dat alle betekenis sociaal is gecreëerd. Sociale constructies kunnen zo ingebakken zijn dat ze voelen natuurlijk, maar dat zijn ze niet. In plaats daarvan zijn ze een uitvinding van een bepaalde samenleving en weerspiegelen ze dus niet nauwkeurig de realiteit. Sociale bouwkundigen zijn het meestal eens over drie belangrijke punten:
Sociale bouwkundigen geloven dat kennis voortkomt uit menselijke relaties. Wat we als waar en objectief beschouwen, is dus het resultaat van sociale processen die plaatsvinden in historische en culturele contexten. In het rijk van de wetenschappen betekent dit dat hoewel waarheid kan worden bereikt binnen de grenzen van een bepaalde discipline, er geen overkoepelende waarheid is die legitiemer is dan elke andere.
Taal houdt zich aan specifieke regels, en deze taalregels bepalen hoe we de wereld begrijpen. Daardoor is taal niet neutraal. Het benadrukt bepaalde dingen en negeert andere. Zo beperkt taal ons wat we kunnen uitdrukken, evenals onze perceptie van wat we ervaren en wat we weten.
De kennis die in een gemeenschap is gecreëerd, heeft sociale, culturele en politieke gevolgen. Mensen in een gemeenschap accepteren en ondersteunen het begrip van de gemeenschap van bepaalde waarheden, waarden en realiteiten. Wanneer nieuwe leden van een gemeenschap dergelijke kennis accepteren, gaat deze nog verder. Wanneer de aanvaarde kennis van een gemeenschap beleid wordt, worden ideeën over macht en privileges in de gemeenschap gecodificeerd. Deze sociaal geconstrueerde ideeën creëren vervolgens een sociale realiteit en beginnen, als ze niet worden onderzocht, vast en onveranderlijk te lijken. Dit kan leiden tot vijandige relaties tussen gemeenschappen die niet hetzelfde begrip van sociale realiteit delen.
Sociaal constructionisme wordt vaak in contrast geplaatst met biologisch determinisme. Biologisch determinisme suggereert dat iemands eigenschappen en gedrag uitsluitend worden bepaald door biologische factoren. Sociaal constructionisme daarentegen benadrukt de invloed van omgevingsfactoren op menselijk gedrag en suggereert dat relaties tussen mensen realiteit creëren.
Bovendien moet sociaal constructionisme niet worden verward met constructivisme. Sociaal constructivisme is het idee dat de interacties van een individu met haar omgeving de cognitieve structuren creëren die haar in staat stellen de wereld te begrijpen. Dit idee is vaak terug te voeren op ontwikkelingspsycholoog Jean Piaget. Hoewel de twee termen voortkomen uit verschillende wetenschappelijke tradities, worden ze steeds vaker door elkaar gebruikt.
Sommige wetenschappers geloven dat, door te beweren dat kennis sociaal geconstrueerd is en niet het resultaat is van observaties van de realiteit, sociaal constructionisme anti-realistisch is.
Sociaal constructionisme wordt ook bekritiseerd op grond van relativisme. Door te beweren dat er geen objectieve waarheid bestaat en dat alle sociale constructies van dezelfde fenomenen even legitiem zijn, kan geen enkel construct legitiemer zijn dan een ander. Dit is vooral problematisch in de context van wetenschappelijk onderzoek. Als een onwetenschappelijk verslag over een fenomeen als legitiem wordt beschouwd als empirisch onderzoek naar dat fenomeen, is er geen duidelijk pad voor onderzoek om een betekenisvolle impact op de samenleving te hebben.