Dumping is een informele naam voor de praktijk om een product in het buitenland te verkopen voor minder dan de prijs in het land of de productiekosten. In sommige landen is het illegaal om bepaalde producten erin te dumpen omdat ze hun eigen industrie tegen dergelijke concurrentie willen beschermen, vooral omdat dumping kan leiden tot een verschil in de binnenlandse bruto binnenlandse producten van getroffen landen, zoals in Australië het geval was totdat ze heeft een tarief aangenomen voor bepaalde goederen die het land binnenkomen.
Volgens de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is dumping een afkeuring van internationale handelspraktijken, met name in het geval van het veroorzaken van materiële schade voor een industrie in het invoerende land van de goederen die worden gedumpt. Hoewel dit niet uitdrukkelijk verboden is, wordt de praktijk als een slechte zaak beschouwd en vaak gezien als een methode om de concurrentie voor goederen die op een bepaalde markt zijn geproduceerd te verdrijven. De Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel en de Antidumpingovereenkomst (beide WTO-documenten) stellen landen in staat zichzelf tegen dumping te beschermen door tarieven toe te staan in gevallen waarin dat tarief de prijs van het goed normaliseert zodra het in eigen land wordt verkocht.
Een voorbeeld van een geschil over internationale dumping komt tussen buurlanden de Verenigde Staten en Canada in een conflict dat bekend werd als het Softwood Lumber Dispute. Het geschil begon in de jaren 1980 met een kwestie van Canadese export van hout naar de Verenigde Staten. Omdat het Canadese naaldhout niet zozeer op privé-grond was gereguleerd als veel van het hout in de Verenigde Staten, waren de prijzen exponentieel lager om te produceren. Daarom claimde de Amerikaanse regering dat de lagere prijzen een Canadese subsidie vormden, waardoor dat hout onderworpen zou worden aan handelsremediewetten die tegen dergelijke subsidies vochten. Canada protesteerde en het gevecht gaat nog steeds door.
De voorstanders van werknemers beweren dat productdumping de lokale economie voor werknemers schaadt, vooral omdat het van toepassing is op concurrentie. Zij zijn van mening dat bescherming tegen deze gerichte kostenpraktijken zal helpen de gevolgen van dergelijke praktijken tussen verschillende stadia van lokale economieën af te zwakken. Dikwijls leiden dergelijke dumpingpraktijken tot een verhoogd favoritisme van de concurrentie tussen werknemers, een soort sociale dumping die het gevolg is van het monopolie krijgen van een bepaald product.
Een voorbeeld hiervan op lokaal niveau was toen een oliemaatschappij in Cincinnati probeerde onder de kostprijs olie te verkopen om de winst van concurrenten te verminderen, waardoor ze uit de markt werden gedwongen. Het plan werkte, resulterend in een lokaal monopolie van olie toen de andere distributeur gedwongen werd om naar een andere markt te verkopen. Hierdoor kregen oliearbeiders van het bedrijf die de andere uitbesteedden de voorkeur bij het aannemen van personeel in het gebied.