Een molecuul of verbinding wordt gemaakt wanneer twee of meer atomen een chemische binding vormen, die ze met elkaar verbindt. De twee soorten bindingen zijn ionische bindingen en covalente bindingen. Het onderscheid tussen hen heeft te maken met hoe gelijk de atomen die deelnemen aan de binding hun elektronen delen.
In een ionische binding doneert één atoom in wezen een elektron om het andere atoom te stabiliseren. Met andere woorden, het elektron brengt het grootste deel van zijn tijd door in de buurt van het gebonden atoom. Atomen die deelnemen aan een ionbinding hebben verschillende elektronegativiteitswaarden van elkaar. Een polaire binding wordt gevormd door de aantrekkingskracht tussen tegengesteld geladen ionen. Natrium en chloride vormen bijvoorbeeld een ionische binding om NaCl of keukenzout te maken. Je kunt voorspellen dat een ionische binding zich zal vormen wanneer twee atomen verschillende elektronegativiteitswaarden hebben en een ionische verbinding detecteren aan de hand van zijn eigenschappen, waaronder een neiging om te dissociëren in ionen in water.
In een covalente binding worden de atomen gebonden door gedeelde elektronen. In een echte covalente binding zijn de waarden van de elektronegativiteit hetzelfde (bijv. H2, O3), hoewel de elektronegativiteitswaarden in de praktijk gewoon dichtbij moeten liggen. Als het elektron gelijk wordt verdeeld tussen de atomen die een covalente binding vormen, dan wordt gezegd dat de binding niet-polair is. Gewoonlijk wordt een elektron meer aangetrokken tot het ene atoom dan tot het andere, waardoor een polaire covalente binding wordt gevormd. Bijvoorbeeld, de atomen in water, H2O, worden bijeengehouden door polaire covalente bindingen. Je kunt voorspellen dat er een covalente binding zal ontstaan tussen twee niet-metalen atomen. Covalente verbindingen kunnen ook oplossen in water, maar dissociëren niet in ionen.
Hier is een korte samenvatting van de verschillen tussen ionische en covalente bindingen, hun eigenschappen en hoe ze te herkennen:
Ionische bindingen | Covalente obligaties | |
Beschrijving | Verband tussen metaal en niet-metaal. Het niet-metalen trekt het elektron aan, dus het is alsof het metaal zijn elektron eraan doneert. | Bond tussen twee niet-metalen met vergelijkbare elektronegativiteiten. Atomen delen elektronen in hun buitenste orbitalen. |
Polariteit | hoog | Laag |
Vorm | Geen definitieve vorm | Definitieve vorm |
Smeltpunt | hoog | Laag |
Kookpunt | hoog | Laag |
Staat op kamertemperatuur | Solide | Vloeistof of gas |
Voorbeelden | Natriumchloride (NaCl), zwavelzuur (H2ZO4 ) | Methaan (CH4), Zoutzuur (HCl) |
Chemische soorten | Metaal en nometaal (onthoud dat waterstof op beide manieren kan werken) | Twee niet-metalen |
Begrijp je? Test je begrip met deze quiz.