De gewone populieren zijn drie soorten populieren in het gedeelte Aegiros van het geslacht Populus, afkomstig uit Noord-Amerika, Europa en West-Azië. Ze lijken erg op en in hetzelfde geslacht als andere echte populieren en espen. Ze hebben ook de neiging om in een briesje te ritselen en te beuken.
De naam komt van het feit dat hun zaden zijn gemaakt van een donzige, witte, katoenachtige bekleding.
De bomen houden van natte omstandigheden en relatief winterhard, zelfs in gebieden met tijdelijke overstromingen. Hun laagste takken zijn mogelijk niet bereikbaar, en als ze niet worden omringd door andere bomen of gebouwen, zijn ze vaak zo breed als ze groot zijn.
Het oostelijke Cottonwood, Populus deltoides, is een van de grootste Noord-Amerikaanse hardhoutbomen, hoewel het hout vrij zacht is. Het is een oeverzone boom. Het komt voor in de oostelijke Verenigde Staten en net in het zuiden van Canada.
The Black Cottonwood, Populus balsamifera, groeit meestal ten westen van de Rocky Mountains en is het grootste westerse cottonwood. Het wordt ook wel westerse balsempopulier en Californische populier genoemd. Het blad heeft fijne tanden, in tegenstelling tot de andere populieren.
De Fremont Cottonwood, ook bekend als de Western Cottonwood of de Rio Grande Cottonwood, Populus fremontii, komt voor in Californië oost tot Utah en Arizona en zuid tot noordwest Mexico. Vernoemd naar de Amerikaanse ontdekkingsreiziger John C. Fremont uit de 19e eeuw, het is vergelijkbaar met het oostelijke Cottonwood, voornamelijk verschillend in de bladeren met minder, grotere kartelingen aan de bladrand en kleine verschillen in de bloem- en zaadpeulstructuur.
Deze meest voorkomende cottonwoods worden zeer grote bomen (tot 165 voet) en bezetten meestal natte oevergebieden in het oosten of seizoensgebonden droge beekbedden in het westen.
Rijpe bomen hebben schors die dik, grijsbruin is en diep gegroefd met geschubde richels. Jonge bast is glad en dun.
Takken zijn meestal dik en lang. Omdat het hout zwak is, breken takken routinematig af en is het gebladerte ongelijk.
Cottonwood wordt gebruikt om opbergdozen en kratten, papier, lucifers en multiplex te maken. Het is gemakkelijk te snijden, waardoor het ook populair is bij ambachtslieden. Kruidkundigen gebruiken ook de knoppen en schors van cottonwood om pijntjes, huidgezondheid en ander gebruik te behandelen.