Economische stagflatie in een historische context

De term "stagflatie" - een economische toestand van zowel voortdurende inflatie als stagnerende bedrijfsactiviteit (d.w.z. recessie), samen met een stijgend werkloosheidspercentage - beschreef de nieuwe economische malaise in de jaren zeventig vrij nauwkeurig.

Stagflatie in de jaren zeventig

Inflatie leek zich te voeden. Mensen begonnen een voortdurende stijging van de prijs van goederen te verwachten, dus kochten ze meer. Deze toegenomen vraag duwde de prijzen omhoog, wat leidde tot vraag naar hogere lonen, waardoor de prijzen nog steeds hoger werden in een voortdurende opwaartse spiraal. Arbeidscontracten bevatten in toenemende mate automatische kosten van levensonderhoud en de overheid begon sommige betalingen, zoals die voor sociale zekerheid, te koppelen aan de consumentenprijsindex, de bekendste graadmeter voor inflatie.

Hoewel deze praktijken werknemers en gepensioneerden hielpen de inflatie het hoofd te bieden, hielden ze de inflatie in stand. De steeds groter wordende behoefte van de overheid aan fondsen deed het begrotingstekort toenemen en leidde tot meer leningen van de overheid, wat op zijn beurt de rentetarieven en de kosten voor bedrijven en consumenten nog verder opdreef. Omdat de energiekosten en rentetarieven hoog zijn, zijn de bedrijfsinvesteringen vertraagd en de werkloosheid gestegen naar ongemakkelijke niveaus.

President Jimmy Carter's Reactie

Wanhopig probeerde president Jimmy Carter (1977 tot 1981) economische zwakte en werkloosheid te bestrijden door de overheidsuitgaven te verhogen, en hij stelde vrijwillige loon- en prijsrichtlijnen op om de inflatie te beheersen. Beide waren grotendeels niet succesvol. Een misschien meer succesvolle, maar minder dramatische aanval op de inflatie betrof de "deregulering" van tal van industrieën, waaronder luchtvaartmaatschappijen, vrachtwagens en spoorwegen.

Deze industrieën waren strak gereguleerd, waarbij de overheid routes en tarieven beheerde. Ondersteuning voor deregulering ging verder dan de Carter-administratie. In de jaren tachtig versoepelde de overheid de controle op de bankrentetarieven en de langeafstands-telefoondienst, en in de jaren negentig ging het over om de regulering van de lokale telefoondienst te vergemakkelijken.

De oorlog tegen inflatie

Het belangrijkste element in de oorlog tegen de inflatie was de Federal Reserve Board, die de geldhoeveelheid vanaf 1979 hard aan banden legde. Door te weigeren al het geld te leveren dat een door inflatie verwoeste economie wilde, liet de Fed de rente stijgen. Als gevolg hiervan vertraagden consumentenuitgaven en bedrijfsleningen abrupt. De economie viel al snel in een diepe recessie in plaats van te herstellen van alle aanwezige aspecten van de stagflatie.

Bron

Dit artikel is aangepast uit het boek "Outline of the U.S. Economy" van Conte en Carr en is aangepast met toestemming van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken.