Max Weber werd geboren in Erfurt, Pruisen (het huidige Duitsland) op 21 april 1864. Hij wordt beschouwd als een van de drie grondleggers van de sociologie, naast Karl Marx en Emile Durkheim. Zijn tekst "De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme" werd beschouwd als een grondtekst in de sociologie.
Webers vader was erg betrokken bij het openbare leven en daarom was zijn huis constant ondergedompeld in zowel de politiek als de academische wereld. Weber en zijn broer bloeiden in deze intellectuele sfeer. In 1882 schreef hij zich in aan de Universiteit van Heidelberg, maar na twee jaar vertrok hij om zijn jaar van militaire dienst in Strassburg te vervullen. Na zijn vrijlating uit het leger voltooide Weber zijn studie aan de Universiteit van Berlijn, promoveerde in 1889 en werd lid van de faculteit van de Universiteit van Berlijn, waar hij lezingen en advies gaf aan de regering.
In 1894 werd Weber benoemd tot hoogleraar economie aan de Universiteit van Freiburg en kreeg vervolgens in 1896 dezelfde functie aan de Universiteit van Heidelberg. Zijn onderzoek was destijds vooral gericht op economie en rechtsgeschiedenis.
Nadat Webers vader stierf in 1897, twee maanden na een ernstige ruzie die nooit werd opgelost. Weber werd vatbaar voor depressie, nervositeit en slapeloosheid, waardoor hij zijn taken als professor moeilijk kon vervullen. Hij werd dus gedwongen zijn onderricht te verminderen en vertrok uiteindelijk in de herfst van 1899. Gedurende vijf jaar werd hij met tussenpozen geïnstitutionaliseerd en kreeg hij plotseling terugvallen na pogingen om dergelijke cycli te doorbreken door te reizen. Eind 1903 nam hij eindelijk ontslag.
In 1903 werd Weber de hoofdredacteur van de Archives for Social Science and Social Welfare, waar zijn interesses lagen in meer fundamentele kwesties van sociale wetenschappen. Al snel begon Weber enkele van zijn artikelen in dit tijdschrift te publiceren, met name zijn essay De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme, dat zijn beroemdste werk werd en later als boek werd gepubliceerd.
In 1909 richtte Weber de Duitse sociologische vereniging op en diende als eerste penningmeester. Hij nam echter ontslag in 1912 en probeerde tevergeefs een linkse politieke partij te organiseren om sociaal-democraten en liberalen te combineren.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bood Weber, op 50-jarige leeftijd, vrijwilligerswerk aan en werd aangesteld als reserveofficier en belast met het organiseren van de legerziekenhuizen in Heidelberg, een rol die hij tot eind 1915 vervulde.
De krachtigste invloed van Weber op zijn tijdgenoten kwam in de laatste jaren van zijn leven, toen hij van 1916 tot 1918 krachtig pleitte tegen de annexationistische oorlogsdoelen van Duitsland en voor een versterkt parlement.
Na het assisteren bij het opstellen van de nieuwe grondwet en de oprichting van de Duitse Democratische Partij raakte Weber gefrustreerd door de politiek en hervatte hij het onderwijs aan de Universiteit van Wenen. Hij gaf vervolgens les aan de Universiteit van München.
Weber stierf op 14 juni 1920.
bronnen: