In de psychologie, attributie is een oordeel dat we maken over de oorzaak van het gedrag van een ander. Toeschrijvingstheorie verklaart deze toeschrijvingsprocessen, die we gebruiken om te begrijpen waarom een gebeurtenis of gedrag plaatsvond.
Stel je voor dat je het concept van attributie begrijpt, en stel je voor dat een nieuwe vriend plannen om af te spreken voor koffie afzegt. Neem je aan dat er iets onvermijdelijks is ontstaan, of dat de vriend een schilferig persoon is? Met andere woorden, neem je aan dat het gedrag situationeel (gerelateerd aan externe omstandigheden) of disposition (gerelateerd aan inherente interne kenmerken) was? Hoe u vragen als deze beantwoordt, staat centraal bij psychologen die attributiestudie bestuderen.
Fritz Heider bracht zijn theorieën over toeschrijving naar voren in zijn boek uit 1958 De psychologie van interpersoonlijke relaties. Heider was geïnteresseerd in het onderzoeken van hoe individuen bepalen of het gedrag van iemand anders intern of extern wordt veroorzaakt.
Volgens Heider is gedrag een product van capaciteit en motivatie. Capaciteit verwijst naar of we zijn in staat om een bepaald gedrag te bepalen - dat wil zeggen, of onze aangeboren kenmerken en onze huidige omgeving dat gedrag mogelijk maken. Motivatie verwijst naar onze intenties en hoeveel inspanning we leveren.
Heider beweerde dat zowel capaciteit als motivatie nodig zijn om een bepaald gedrag te laten optreden. Uw vermogen om een marathon te lopen hangt bijvoorbeeld af van zowel uw fysieke conditie en het weer die dag (uw capaciteit) als uw verlangen en drive om door de race te gaan (uw motivatie).
Edward Jones en Keith Davis ontwikkelden de bijbehorende inferentietheorie. Deze theorie suggereert dat als iemand zich sociaal wenselijk gedraagt, we niet de neiging hebben om veel over hem als persoon af te leiden. Als u bijvoorbeeld uw vriend om een potlood vraagt en zij geeft er een aan u, is het niet waarschijnlijk dat u veel uit het gedrag van uw vriend zult afleiden uit het gedrag, omdat de meeste mensen hetzelfde zouden doen in een bepaalde situatie - het is de sociale gewenste reactie. Als je vriend je echter niet toestaat om een potlood te lenen, zul je waarschijnlijk iets concluderen over haar aangeboren kenmerken vanwege deze sociaal ongewenste reactie.
Ook volgens deze theorie hebben we niet de neiging om veel te concluderen over de interne motivatie van een individu als hij of zij in een bepaald handelen handelt sociale rol. Een verkoper kan bijvoorbeeld vriendelijk en extravert op het werk zijn, maar omdat een dergelijk gedrag deel uitmaakt van de functie-eisen, zullen we het gedrag niet toeschrijven aan een aangeboren eigenschap.
Aan de andere kant, als een persoon gedrag vertoont dat atypisch is in een bepaalde sociale situatie, hebben we de neiging om zijn gedrag eerder toe te schrijven aan zijn aangeboren aanleg. Als we bijvoorbeeld iemand zien die zich op een rustige, gereserveerde manier gedraagt op een luid en luidruchtig feest, zullen we eerder concluderen dat deze persoon introvert is.
Volgens het covariatiemodel van psycholoog Harold Kelley hebben we de neiging om drie soorten informatie te gebruiken om te beslissen of iemands gedrag intern of extern gemotiveerd was.
Wanneer er een hoge mate van consensus, onderscheidend vermogen en consistentie is, hebben we de neiging om het gedrag toe te schrijven aan de situatie. Laten we ons bijvoorbeeld voorstellen dat je nog nooit eerder kaaspizza hebt gegeten en proberen erachter te komen waarom je vriend Sally zoveel van kaaspizza houdt:
Samengevat suggereert deze informatie dat het gedrag van Sally (van pizza houden) het resultaat is van een specifieke omstandigheid of situatie (pizza smaakt goed en is een bijna universeel genoten gerecht), in plaats van een inherent kenmerk van Sally's.
Wanneer er weinig consensus en onderscheidend vermogen is, maar een hoge consistentie, zullen we eerder beslissen dat het gedrag te wijten is aan iets over de persoon. Laten we ons bijvoorbeeld voorstellen dat je probeert uit te zoeken waarom je vriend Carly graag gaat duiken in de lucht:
Samengevat suggereert deze informatie dat Carly's gedrag (haar liefde voor sky-diving) het resultaat is van een inherent kenmerk van Carly's (een sensatiezoeker zijn), in plaats van een situationeel aspect van de handeling van sky-diving.
Het model van Bernard Weiner suggereert dat mensen drie dimensies onderzoeken wanneer ze proberen de oorzaken van een gedrag te begrijpen: locus, stabiliteit en controleerbaarheid.
Volgens Weiner beïnvloeden de attributies die mensen maken hun emoties. Mensen voelen zich bijvoorbeeld eerder trots als ze geloven dat ze zijn geslaagd vanwege interne kenmerken, zoals aangeboren talent, in plaats van externe factoren, zoals geluk. Onderzoek naar een vergelijkbare theorie, verklarende stijl, heeft aangetoond dat de verklarende stijl van een persoon verband houdt met zijn gezondheid en stressniveau.
Wanneer we proberen de oorzaak van iemands gedrag te achterhalen, zijn we niet altijd nauwkeurig. In feite hebben psychologen twee belangrijke fouten geïdentificeerd die we vaak maken wanneer we proberen gedrag toe te schrijven.