Rogeriaanse therapie, gecreëerd door Carl Rogers, is een therapeutische techniek waarbij de cliënt een actieve, autonome rol speelt in therapiesessies. Het is gebaseerd op het idee dat de cliënt weet wat het beste is en dat de rol van de therapeut erin bestaat een omgeving te faciliteren waarin de cliënt positieve verandering teweeg kan brengen.
Rogeriaanse therapie wordt soms genoemd nondirectieve therapie vanwege de autonomie die aan de cliënt wordt gegeven. De cliënt, niet de therapeut, beslist wat er wordt besproken. Zoals Rogers uitlegde: "Het is de klant die weet wat pijn doet, welke richtingen te gaan, welke problemen cruciaal zijn, welke ervaringen diep zijn begraven."
Carl Rogers geloofde dat alle mensen in staat zijn om positieve verandering in hun leven te bewerkstelligen. Hij ontwikkelde persoonsgerichte (of Rogeriaanse) therapie als een techniek om cliënten meer autonomie te geven in therapiesessies. Rogers benadering van psychotherapie wordt overwogen humanistische omdat het zich richt op het positieve potentieel van individuen.
In de Rogeriaanse therapie onthoudt de therapeut meestal advies of een formele diagnose. In plaats daarvan is de primaire rol van de therapeut om te luisteren en te herhalen wat de cliënt zegt. Rogeriaanse therapeuten proberen af te zien van het aanbieden van hun eigen interpretatie van gebeurtenissen of van het doen van expliciete suggesties over het omgaan met een situatie.
Als een klant bijvoorbeeld aangaf dat hij zich gestrest voelde over het feit dat een collega krediet ontving voor een project waaraan de klant werkte, zou de Roger-therapeut kunnen zeggen: "Dus het klinkt alsof je overstuur bent omdat je baas je niet herkent bijdragen. ”Op deze manier probeert de Roger-therapeut de cliënt een omgeving te geven om zijn eigen gedachten en gevoelens te verkennen en zelf te beslissen hoe positieve verandering tot stand kan worden gebracht.
Volgens Rogers heeft succesvolle psychotherapie altijd drie belangrijke componenten:
In 1963 begon Rogers te werken bij het Western Behavioral Sciences Institute in La Jolla, Californië. Later richtte hij het Centre for Studies of the Person op, een organisatie die nog steeds actief is. In Californië werkte Rogers aan het toepassen van zijn ideeën buiten de traditionele therapieomgevingen. Hij schreef bijvoorbeeld over onderwijs in Vrijheid om te leren: een beeld van wat onderwijs zou kunnen worden, gepubliceerd in 1969. Rogers ondersteund Studentgerichte leren: een educatieve sfeer waarin studenten in staat zijn om hun interesses na te streven, in plaats van passief de lezing van een leraar te absorberen.
Rogers paste ook zijn ideeën over empathie, congruentie en onvoorwaardelijk positief respect toe voor politieke conflicten. Hij leidde "ontmoetingsgroepen" tussen conflicterende groepen, in de hoop dat zijn therapietechnieken de politieke relaties konden verbeteren. Hij leidde ontmoetingsgroepen in Zuid-Afrika tijdens apartheid, en tussen protestanten en katholieken in Noord-Ierland. Rogers 'werk verdiende hem lof van Jimmy Carter en een nominatie voor de Nobelprijs voor de vrede.
Carl Rogers stierf in 1987, maar zijn werk blijft een enorme invloed hebben op psychotherapeuten. Veel therapeuten nemen elementen van cliëntgerichte therapie tegenwoordig op in hun praktijken, met name via de eclectisch aanpak, waarbij ze verschillende soorten therapie in één sessie kunnen combineren.
Belangrijk is dat de essentiële componenten van de therapie die Rogers naar voren brengt (empathie, congruentie en onvoorwaardelijk positief aanzien) door elke therapeut kunnen worden gebruikt, ongeacht hun specifieke benadering van therapie. Tegenwoordig erkennen therapeuten dat een effectieve relatie tussen cliënt en therapeut (de therapeutische alliantie of therapeutisch rapport genoemd) cruciaal is voor succesvolle therapie.