Gedrag en klasmanagement in speciaal onderwijs

Gedrag is een van de grootste uitdagingen waarmee een leerkracht in het speciaal onderwijs wordt geconfronteerd. Dit geldt met name wanneer studenten die speciale onderwijsdiensten ontvangen in inclusieve klaslokalen zijn.

Er zijn een aantal strategieën die leraren - zowel speciaal als algemeen onderwijs - kunnen gebruiken om in deze situaties te helpen. We zullen eerst kijken naar manieren om structuur te bieden, overgaan op gedrag in het algemeen en kijken naar gestructureerde interventies zoals voorgeschreven door de federale wet.

Klasmanagement

De meest effectieve manier om met moeilijk gedrag om te gaan, is dit te voorkomen. Het is echt zo simpel, maar dat is soms ook gemakkelijker te zeggen dan in praktijk te brengen.

Voorkomen van slecht gedrag betekent het creëren van een klasomgeving die positief gedrag versterkt. Tegelijkertijd wil je aandacht en verbeelding stimuleren en je verwachtingen duidelijk maken aan de studenten.

Om te beginnen kunt u een uitgebreid klasmanagementplan maken. Naast het opstellen van regels, helpt dit plan u bij het instellen van klasroutines, het ontwikkelen van strategieën om de studenten georganiseerd te houden en het implementeren van ondersteuningssystemen voor positief gedrag.

Gedragsmanagementstrategieën

Voordat u een functionele gedragsanalyse (FBA) en gedragsinterventieplan (BIP) moet opstellen, zijn er andere strategieën die u kunt proberen. Deze zullen helpen om het gedrag te heroriënteren en die hogere en meer officiële interventieniveaus te vermijden.

Allereerst is het belangrijk dat je als leraar begrijpt met welke potentiële gedrags- en emotionele stoornissen kinderen in je klas te maken hebben. Dit kunnen psychiatrische stoornissen of gedragsstoornissen zijn en elke student komt naar zijn klas met zijn eigen behoeften.

Vervolgens moeten we ook definiëren wat ongepast gedrag is. Dit helpt ons te begrijpen waarom een ​​student zich misschien gedraagt ​​zoals zij in het verleden heeft gedaan. Het geeft ons ook richtlijnen om deze acties correct aan te kunnen.

Met deze achtergrond wordt gedragsmanagement onderdeel van klasmanagement. Hier kunt u beginnen met het implementeren van strategieën om een ​​positieve leeromgeving te ondersteunen. Dit kunnen gedragscontracten zijn tussen uzelf, de student en hun ouders. Het kan ook gaan om beloningen voor positief gedrag.

Veel leraren gebruiken bijvoorbeeld interactieve hulpmiddelen zoals de 'Token Economy' om goed gedrag in de klas te herkennen. Deze puntensystemen kunnen worden aangepast aan de individuele behoeften van uw studenten en klaslokaal.

Toegepaste gedragsanalyse (ABA)

Applied Behaviour Analysis (ABA) is een op onderzoek gebaseerd therapeutisch systeem gebaseerd op Behaviorism (de wetenschap van gedrag), dat voor het eerst werd gedefinieerd door B.F. Skinner. Het is bewezen succesvol te zijn in het beheren en veranderen van problematisch gedrag. ABA biedt ook instructie in functionele en levensvaardigheden, evenals academische programmering.

Individuele onderwijsplannen (IEP)

Een individueel educatieplan (IEP) is een manier om uw gedachten op een formele manier te ordenen met betrekking tot het gedrag van een kind. Dit kan worden gedeeld met het IEP-team, ouders, andere leraren en schooladministratie.

De doelstellingen die in een IEP worden beschreven, moeten specifiek, meetbaar, haalbaar, relevant en een tijdschema zijn (SMART). Dit alles helpt iedereen op koers te blijven en geeft uw student een zeer gedetailleerd beeld van wat er van hem wordt verwacht.

Als het IEP niet werkt, moet u mogelijk gebruikmaken van de formele FBA of BIP. Toch vinden leraren vaak dat met eerdere interventie, de juiste combinatie van hulpmiddelen en een positieve klasomgeving, deze maatregelen kunnen worden vermeden.