Modale werkwoorden worden gebruikt om een mogelijkheid of noodzaak aan te geven. Engels heeft modale werkwoorden zoals can, may, must en will. Op dezelfde manier heeft Duits in totaal zes modale (of "modale hulp") werkwoorden die je moet weten omdat ze altijd worden gebruikt.
Man kann einfach nicht ohne die Modalverben auskommen!
(Je kunt gewoon niet opschieten zonder de modale werkwoorden!)
"Kan" (können) is een modaal werkwoord. De andere modale werkwoorden zijn net zo onmogelijk te vermijden. Je moet" (müssen) gebruik ze om veel zinnen te voltooien. Je "zou niet" (sollen) zelfs overwegen om het niet te proberen. Maar waarom zou je "willen" (wollen)?
Heb je gemerkt hoe vaak we modale werkwoorden gebruikten terwijl we het belang ervan uitlegden? Hier zijn de zes modale werkwoorden om op te letten:
Modals ontlenen hun naam aan het feit dat ze altijd een ander werkwoord wijzigen. Bovendien worden ze altijd gebruikt in combinatie met de infinitieve vorm van een ander werkwoord, zoals in, Ich muss morgen nach Frankfurt fahren. (ich muss + fahren)
De infinitief aan het einde kan worden weggelaten als de betekenis ervan duidelijk is: Ich muss morgen nach Frankfurt. ("Ik moet morgen [gaan / reizen] naar Frankfurt.").
Of het nu impliciet of vermeld is, de infinitief wordt altijd aan het einde van de zin geplaatst. De uitzondering is wanneer ze worden weergegeven in ondergeschikte clausules: Er sagt, dass er nicht kommen kann. ("Hij zegt dat hij niet kan komen.")
Elke modale heeft slechts twee basisvormen: enkelvoud en meervoud. Dit is de belangrijkste regel die u moet onthouden over modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
Als een voorbeeld het werkwoord können heeft de basisvormen kann (enkelvoud) en können (meervoud).
Let ook op de gelijkenis met Engels in de paren kann / "can" en herrie / "must."
Dit betekent dat de modals eigenlijk eenvoudiger zijn te vervoegen en te gebruiken dan andere Duitse werkwoorden. Als je je herinnert dat ze slechts twee basale tegenwoordige tijdvormen hebben, zal je leven veel gemakkelijker zijn. Alle modals werken op dezelfde manier: dürfen / darf, können / kann, mögen / mag, müssen / muss, sollen / soll, wollen / wil.
Sommige Duitse modals krijgen in bepaalde contexten een speciale betekenis. "Sie kann Deutsch,"betekent bijvoorbeeld" Ze kent Duits. "Dit is een afkorting voor"Sie kann Deutsch… sprechen / schreiben / verstehen / lesen."wat betekent" Ze kan Duits spreken / schrijven / begrijpen / lezen. "
Het modale werkwoord mögen wordt meestal gebruikt in de conjunctieve vorm: möchte ("zou willen"). Dit impliceert de waarschijnlijkheid, wishful thinking of beleefdheid die gebruikelijk is in de conjunctie.