Je kunt in het Spaans over wiskunde praten door een paar basistermen te leren. Veel van de woorden zijn woorden die je misschien al kent uit andere contexten.
Hier zijn de woorden voor de eenvoudige wiskundige functies en hoe ze worden gebruikt met getallen:
Toevoeging (Suma): Dos más tres zoon cinco. (Twee plus drie is vijf.) Merk op dat in andere contexten, más is meestal een bijwoord.
Aftrekken (Resta): Cinco menos cuatro zoon uno. (Vijf min vier is één.)
Vermenigvuldiging (Multiplicación): Tres por Cuatro zoon doce. (Drie keer vier is twaalf.) In andere contexten, por is een gebruikelijk voorzetsel.
Divisie (Divisie): Doce dividido entre cuatro son tres. (Twaalf gedeeld door vier is drie.) Doce dividido por cuatro son tres. (Twaalf gedeeld door vier is drie.) Entre is een ander gebruikelijk voorzetsel.
Merk op dat al deze zinnen het werkwoord gebruiken zoon, wat meervoud is, in tegenstelling tot het enkelvoud werkwoord "is" van het Engels. Het is ook mogelijk om te gebruiken es of de zin es ualual a (is gelijk aan).
Hier zijn enkele minder gebruikelijke wiskundige termen:
Solo un idiota que no sabe que dos más dos son cuatro le creería. (Alleen een idioot die niet weet dat twee plus twee gelijk aan vier zou hem geloven.)
Una fracción es un número que se obtiene de dividir un entero en partes iguales. (Een breuk is een getal dat wordt verkregen door een geheel getal in gelijke delen te delen.)
Pi se obtiene al dividir la circunferencia de un círculo del diámetro. (Pi wordt verkregen door de omtrek van een cirkel te delen door de diameter.)
El triple de un número menos el doble del mismo número son ese número. (Drie keer een getal minus twee keer dat getal is dat getal.)
Una función es como una máquina: tiene una entrada y una salida. (Een functie is als een machine: het heeft een invoer en een uitvoer.)
Una ecuación es una igualdad matemática entre dos expresiones matemáticas. (Een vergelijking is een gelijkheid tussen twee wiskundige uitdrukkingen.)