Leren hoe je "dit" en "dat" zegt wanneer je net begint met het leren van Engels, kan studenten snel vooruit helpen. Deze les ondersteunt ESL- en EFL-leerlingen om basisbegrippen op te pakken en vanaf het begin te beginnen met het opbouwen van vocabulaire. Deze oefeningen zijn de perfecte manier om die basis te bouwen.
Laat je leerlingen na je herhalen terwijl je wijst op verschillende klasobjecten en materialen.
Leraar: "Dit is een potlood."
(Benadruk "dit" terwijl u het potlood in uw hand houdt.)
Leraar: "Dat is een boek."
(Benadruk 'dat', wijzend op een boek ergens in de klas.)
Ga door met deze oefening met basisobjecten in de kamer, zoals een raam, stoel, tafel, bureau, schoolbord, pen, boekentas, enzovoort. Zorg ervoor dat u het verschil benadrukt tussen "dit" en "dat" wanneer u iets vasthoudt of er naar wijst.
Modelleer een vraag aan jezelf door eerst het object vast te houden en het vervolgens neer te leggen voor het antwoord. Je kunt ook plaatsen in de kamer veranderen of je stem veranderen om aan te geven dat je aan het modelleren bent: "Is dit een pen? Ja, dat is een pen."
Leraar: "Is dit een pen?"
studenten: "Ja, dat is een pen," of, "Nee, dat is een potlood."
Ga door met deze oefening met schoolbenodigdheden, klasmeubilair, leermateriaal of iets anders dat in de kamer beschikbaar is. Nogmaals, zorg ervoor dat u het verschil benadrukt tussen "dit" en "dat".
Ga door de kamer en wijs van de ene student naar de andere om aan te geven wie elke vraag moet stellen. Laat de andere studenten vervolgens als groep reageren.
Leerling: "Is dit een pen?"
Klasse: "Ja, dat is een pen."