Italiaanse ondervragingen (Pronomi Interrogativi)

In de Italiaanse taal, vragen die met een vragend woord beginnen, wordt het onderwerp meestal aan het einde van de zin geplaatst.

  • Quando guarda la TV Michele? (Wanneer kijkt Michael tv?)

Voorzetsels zoals a, di, con, en per altijd voorafgaan aan het verhoor chi. In het Italiaans eindigt een vraag nooit met een voorzetsel.

  • Een chi scrivono? (Aan wie schrijven ze?)
  • Di chi è questa chiave? (Wiens sleutel is dit?)
  • Con chi uscite stasera? (Met wie (m) ga je uit vanavond?)

Che en cosa zijn afgekorte vormen van che cosa. De vormen zijn uitwisselbaar.

  • Che cosa bevi? (Wat ben je aan het drinken?)
  • Che dici? (Wat zeg jij?)
  • Cosa fanno i bambini? (Wat doen de kinderen?)

Zoals bij alle bijvoeglijke naamwoorden, komen de vragende bijvoeglijke naamwoorden in geslacht en aantal overeen met de zelfstandige naamwoorden die ze wijzigen, behalve che, wat onveranderlijk is.

  • Quali parole ricordi? (Welke woorden herinner je je?)
  • Che Libri Leggi? (Welke boeken lees je?)
  • Quante ragazze vengono? (Hoeveel meisjes komen er?)

Che cos'è… ? (Che cosa è, cos'è) drukt Engels uit Wat is… ? in een verzoek om een ​​definitie of een verklaring.

  • Che cos'è la semiotica? (Wat is semiotiek?)

Qual è geeft uiting Wat is… ? wanneer het antwoord een keuze inhoudt, of wanneer men informatie opvraagt, zoals een naam, telefoonnummer of adres.

  • Qual è la tua materia preferita? (Wat is je favoriete onderwerp?)
  • Qual è il numero di Roberto? (Wat is het nummer van Roberto?)

Vragende voornaamwoorden

CHI? Wie? Wie? Chi sei?
CHE COSA? Wat? Cosa dici?
quale? Welke)? Quale Giornale vuoi?

Vragende bijvoeglijke naamwoorden

CHE? (Inv.) Wat? Wat voor soort? Che macchina ha?
Quale? (pl. QUALI) Welke? Quali libri leggete?
QUANTO / A / I / E? Hoeveel? Hoeveel? Quanta pazienza avete?

Vragende bijwoorden

COME + È? *(Inv.) Hoe? Kom sta Giancarlo?
DOVE + È? * Waar? Dov'è la biblioteca?
Perche? Waarom? Perché non dormono?
QUANDO? Wanneer? Quando parte Pietro?