In gesprek en schrijven kan dialoog direct of indirect zijn. Directe spraak komt van de bron, hardop uitgesproken of geschreven als een citaat. Indirecte spraak, ook bekend als gerapporteerde spraak, is een tweedehandsverslag van iets wat een persoon zei.
In tegenstelling tot directe spraak, die in de tegenwoordige tijd voorkomt, komt indirecte spraak meestal in de verleden tijd voor. De werkwoorden "zeggen" en "vertellen" worden bijvoorbeeld gebruikt om een gesprek te vertellen dat u met iemand hebt gehad. In dit geval gaat het werkwoord dat u aan het vertellen bent één stap terug naar het verleden.
Indirecte spraak kan in de tegenwoordige tijd soms worden gebruikt om aan iemand te rapporteren die de oorspronkelijke verklaring niet heeft gehoord. Wanneer u "zeggen" in de tegenwoordige tijd gebruikt, moet u de tijd hetzelfde houden als de oorspronkelijke uitspraak, maar zorg ervoor dat u de juiste voornaamwoorden en werkwoorden wijzigt. Bijvoorbeeld:
Bij het veranderen van directe spraak naar gerapporteerde spraak, is het vaak noodzakelijk om de voornaamwoorden te wijzigen om overeen te komen met het onderwerp van de zin.
Het is ook belangrijk om tijduitdrukkingen te wijzigen wanneer wordt verwezen naar huidige, vroegere of toekomstige tijd, zodat deze overeenkomen met het moment van spreken.
Bij het melden van vragen is het vooral belangrijk om aandacht te besteden aan de volgorde van de zinnen. Merk in deze voorbeelden op hoe het antwoord de vraag herhaalt. Simple Past, Present Perfect en Past Perfect veranderen allemaal in Past Perfect in de gerapporteerde vorm.
Hoewel de verleden tijd meestal wordt gebruikt in indirecte spraak, kunt u ook andere werkwoordstijden gebruiken. Hier is een grafiek met de meest voorkomende werkwoordwijzigingen voor gerapporteerde spraak.
Onvoltooid tegenwoordige tijd verleden tijd: