Indirecte vragen zijn een vorm die vroeger beleefd was in het Engels. Overweeg de volgende situatie: u praat met een man tijdens een vergadering die u nog nooit hebt ontmoet. Je weet echter zijn naam en ook dat deze man een collega kent die Jack heet. Je draait je naar hem toe en vraagt: "Waar is Jack?" Je zult misschien merken dat de man een beetje lastig lijkt te zijn en zegt dat hij het niet weet. Hij is niet erg vriendelijk. Je vraagt je af waarom hij zich zorgen lijkt te maken.
Het is waarschijnlijk omdat je jezelf niet hebt voorgesteld, niet hebt gezegd 'excuseer me' en, nog belangrijker, je hebt een directe vraag gesteld. Directe vragen kunnen als onbeleefd worden beschouwd wanneer ze met vreemden spreken. Om beleefder te zijn, gebruiken we vaak indirecte vraagformulieren. Indirecte vragen dienen hetzelfde doel als directe vragen, maar worden als formeler beschouwd. Een van de belangrijkste redenen hiervoor is dat Engels geen formeel 'u'-formulier heeft. In andere talen is het mogelijk om de formele 'jij' te gebruiken om ervoor te zorgen dat je beleefd bent. In het Engels richten we ons op indirecte vragen.
Informatievragen worden gesteld met behulp van de vraagwoorden "waar", "wat", "" wanneer "," hoe "," waarom "en" welke ". Om een indirecte vraag te vormen, gebruikt u een inleidende zin gevolgd door de vraag zelf in een positieve zinsstructuur:
Inleidende zin + vraagwoord + positieve zin
Verbind de twee zinnen met het vraagwoord of 'als' in het geval dat de vraag een ja / nee-vraag is. dat begint zonder een vraagwoord.
Hier zijn enkele van de meest voorkomende zinnen die worden gebruikt voor het stellen van indirecte vragen. Veel van deze zinnen zijn vragen (d.w.z.., Weet je wanneer de volgende trein vertrekt?), terwijl andere verklaringen zijn die een vraag aangeven (d.w.z.., Ik vraag me af of hij op tijd zal zijn.).
Soms gebruiken we deze zinnen ook om aan te geven dat we wat meer informatie willen:
Nu je een goed begrip hebt van indirecte vragen. Hier is een korte quiz om je begrip te testen. Neem elke directe vraag en maak een indirecte vraag met een inleidende zin.
De antwoorden gebruiken verschillende inleidende zinnen. Er zijn veel inleidende zinnen die correct zijn, er wordt er maar één getoond. Controleer de woordvolgorde van de tweede helft van je antwoord.