Zelfstandige clausules zijn clausules die als zelfstandige naamwoorden functioneren. Onthoud dat clausules afhankelijk of onafhankelijk kunnen zijn. Zelfstandige clausules, zoals zelfstandige naamwoorden, kunnen worden gebruikt als onderwerpen of objecten. Naamloze clausules zijn daarom afhankelijke clausules en kunnen als onderwerp of object niet op zichzelf staan als een zin.
Honkbal is een interessante sport. Zelfstandig naamwoord: Honkbal = onderwerp
Tom wil dat boek graag kopen. Zelfstandig naamwoord: Boek = object
Ik hou van wat hij zei. Zelfstandige clausule:... wat hij zei = object
Wat hij kocht was verschrikkelijk: Zelfstandige clausule: Wat hij kocht ... = onderwerp
Ik ben niet op zoek naar wat hij leuk vindt. Zelfstandige clausule:... wat hij leuk vindt = voorwerp van voorzetsel 'voor'
We besloten te onderzoeken hoeveel het kost. Zelfstandige clausule:... hoeveel het kost = objecten van voorzetsel 'in'
Zelfstandige clausules kunnen de rol van complement van een onderwerp spelen. Aanvullingen op onderwerpen geven een nadere beschrijving of verduidelijking van een onderwerp.
Harry's probleem was dat hij geen beslissing kon nemen.
Zelfstandige clausule:... dat hij geen beslissing kon nemen. = onderwerp complement van 'probleem' dat beschrijft wat het probleem was
De onzekerheid is of hij zal deelnemen of niet.
Zelfstandige clausule:... of hij aanwezig zal zijn of niet. = subject complement van 'onzekerheid' dat beschrijft wat onzeker is
Zelfstandige clausules kunnen de rol van adjectief aanvullen. Bijvoeglijke naamwoorden vullen vaak een reden aan waarom iemand of iets een bepaalde manier is. Met andere woorden, complimenten van bijvoeglijke naamwoorden bieden aanvullende verduidelijking aan een bijvoeglijk naamwoord.
Ik was overstuur dat ze niet kon komen.
Zelfstandige clausule:... dat ze niet kon komen = bijvoeglijk naamwoord om uit te leggen waarom ik overstuur was
Jennifer leek boos dat hij weigerde haar te helpen.
Zelfstandige clausule:... dat hij weigerde haar te helpen. = adjectief complement waarin wordt uitgelegd waarom Jennifer boos leek
Markers zijn wat zelfstandig naamwoordclausules introduceren. Deze markeringen omvatten:
that if, if (voor ja / nee-vragen) Vraagwoorden (hoe, wat, wanneer, wat, wie, wie, wie, waarom) Ooit woorden die beginnen met 'wh' (echter, wat, wanneer, waar, wat dan ook, wie, wie)
Voorbeelden:
Ik wist niet dat hij naar het feest zou komen. Kun je me vertellen of ze ons kan helpen? De vraag is hoe je op tijd kunt eindigen. Ik weet zeker dat ik zal genieten van alles wat je voor het avondeten kookt.