Als je wederkerende werkwoorden in het Italiaans wilt gebruiken, moet je ook vertrouwd zijn met wederkerende voornaamwoorden.
Wederkerende voornaamwoorden (i pronomi riflessivi) mi, ti, si, ci, vi, en si er precies zo uitzien als voornaamwoorden, behalve de vorm van de derde persoon si (die hetzelfde is in enkelvoud en meervoud). In een reflexieve zin verwijst de actie van het werkwoord terug naar het onderwerp.
Voorbeelden:
In wederkerende zinnen worden Italiaanse werkwoorden, zoals Engelse werkwoorden, vervoegd met wederkerende voornaamwoorden.
Wederkerende voornaamwoorden (i pronomi riflessivi) identiek zijn aan de voornaamwoorden van het object, behalve de derde persoon vorm si (de derde persoon enkelvoud en meervoud vorm).
De volgende tabel bevat de wederkerende voornaamwoorden in het Italiaans.
ENKELVOUD | MEERVOUD |
mi mezelf | ci onszelf |
ti jezelf | vi uzelf |
si zichzelf, zichzelf, zichzelf, jezelf (formeel) | si zichzelf, jezelf (formeel) |
Net als de voornaamwoorden van het directe object, worden wederkerende voornaamwoorden vóór een vervoegd werkwoord geplaatst of gehecht aan het infinitief. Als de infinitief wordt voorafgegaan door een vorm van dovere, potere of volere, wordt het wederkerende voornaamwoord gehecht aan de infinitief (die zijn laatste -e laat vallen) of voor het vervoegde werkwoord geplaatst.
Merk op dat het wederkerende voornaamwoord overeenkomt met het onderwerp, zelfs wanneer het gehecht is aan de infinitief:
De voornaamwoorden Mi, ti, si, en vi kan de ik voor een andere klinker of een h en vervang het door een apostrof.
ci kan de ik alleen voor een ander ik of een e:
Om te zien hoe wederkerende voornaamwoorden werken met wederkerende werkwoorden, zie een voorbeeldvervoeging van lavarsi (om zichzelf te wassen) in de onderstaande tabel.
Mi Lavo | ci laviamo |
ti Lavi | vi lavate |
si lava | si lavano |
vragen | antwoorden
Wederkerende voornaamwoorden
A. Voltooi het volgende met de juiste huidige indicatieve wederkerende vormen van de aangegeven werkwoorden.
vragen | antwoorden
B. Maak de zinnen af met een van de onderstaande werkwoorden.
chiamarsi, diplomarsi, fermarsi, laurearsi, sentirsi, specializzarsi, sposarsi