Bij het beschrijven van fysieke objecten, kunt u een grote verscheidenheid aan bijvoeglijke naamwoorden gebruiken, zoals groot, groot, klein, minuscuul, klein, enz. Wanneer u zelfstandige naamwoorden beschrijft die niet fysiek zijn (bijvoorbeeld vreugde, woede, rijkdom), moet u goed opletten op de keuze van intensiverende bijvoeglijke naamwoorden.
absoluut
Compleet
Totaal
volslagen
Absoluut, compleet, totaal en volkomen worden gebruikt om sterke gevoelens, extreme situaties en andere gebeurtenissen uit te drukken - vooral negatieve ervaringen.
Absolute pijn
Volkomen verbazing
Totale gelukzaligheid
(Een) volslagen catastrofe
Absolute wanhoop
Totale extase
Volslagen woede
Een complete idioot
Volkomen afkeer
Totale waanzin
Groot
Groot heeft de neiging een gebeurtenis of een type persoon te beschrijven. Het wordt meestal niet gebruikt bij ontelbare zelfstandige naamwoorden.
happenings
Een grote beslissing
Een grote teleurstelling
Een grote verbetering
Een grote fout
Een grote verrassing
Soorten personen
Een grote eter
Een grote dromer
Een grote drinker
Een grote spender
Een grote prater
Super goed
Super goed beschrijft meestal zelfstandige naamwoorden die gevoelens of kwaliteiten uitdrukken.
Grote bewondering
Grote woede
Heel gedetailleerd
(A) grote teleurstelling
Veel plezier
Grote opwinding
Een grote mislukking
Heel leuk
Grote blijdschap
Grote vreugde
Op grote lengte
Een heleboel)
Geweldige kracht
Grote trots
Een grote hoeveelheid (van)
Grote gevoeligheid
Geweldige vaardigheid
Grote kracht
Geweldig begrip
Grote rijkdom
Groot
Groot wordt vaak gebruikt met zelfstandige naamwoorden betreffende getallen en afmetingen. Het wordt meestal niet gebruikt bij ontelbare zelfstandige naamwoorden.
Een groot aantal
Een groot aantal van)
Een grote populatie
Een groot deel
Een grote hoeveelheid
Een grote schaal
Gemeenschappelijke bijvoeglijke naamwoorden
Een collocatie is een woordpaar, in dit geval een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord, dat altijd samengaat. Er zijn geen specifieke regels voor deze collocaties, maar het is belangrijk om enkele standaard collocaties te leren. Hier is een gids voor collocaties met diep, zwaar, hoog (laag) en sterk.
Diep
Diepe depressie
Diepe toewijding
Een diep gevoel
Diepe zakken
Diepe slaap
In diepe gedachte
In diepe problemen
zwaar
Een zware drinker
Zware regen
Een zware slaper
Een zware roker
Zware sneeuw
Druk verkeer
Hoog of laag
Merk op dat een aantal zelfstandige naamwoorden (maar niet alle) die 'high' nemen ook 'low' nemen.