In de Engelse grammatica geven werkwoordstijden of vormen het moment aan waarop iets gebeurt, zoals het verleden, het heden of de toekomst. Deze drie primaire vormen kunnen verder worden onderverdeeld om details en specificiteit toe te voegen, bijvoorbeeld of de actie aan de gang is of om de volgorde te beschrijven waarin gebeurtenissen plaatsvonden. De huidige eenvoudige werkwoordsvorm betreft bijvoorbeeld acties die elke dag plaatsvinden, terwijl de verleden eenvoudige werkwoordsvorm verwijst naar iets dat in het verleden gebeurt. In totaal zijn er 13 tijden.
Hier zijn eenvoudige uitleg van de tijden in het Engels die het meest gebruikelijke gebruik van elke tijd in het Engels geven. Er zijn een aantal uitzonderingen op de regels, ander gebruik voor bepaalde tijden in het Engels, enzovoort. Elke tijd heeft voorbeelden, een link naar een pagina die voor elke tijd in detail in het Engels gaat, evenals een visuele tijdgrafiek en een quiz om uw begrip te controleren.
Tegenwoordige tijd: dingen die elke dag gebeuren.
Hij gaat meestal elke middag wandelen.
Petra werkt niet in de stad.
Waar woon je?
Eenvoudig verleden: Iets dat ooit in het verleden is gebeurd.
Jeff heeft vorige week een nieuwe auto gekocht.
Peter is gisteren niet naar de vergadering geweest.
Wanneer ben je naar je werk gegaan??
Simpele toekomst: gekoppeld aan "will"om een toekomstige handeling uit te drukken.
Ze komt morgen naar de vergadering.
Ze zullen je niet helpen.
Kom je naar het feest??
Simpele toekomst: gecombineerd met "naar" om toekomstige plannen aan te geven.
Ik ga mijn ouders volgende week in Chicago bezoeken.